Vr. 4 nov: Maastricht- Havana
Op weg naar de landingsbaan zie ik vanuit m’n vliegtuigraampje de eerste fel gekleurde auto’s, bussen en lorries zich een weg zoeken door het groene, glooiende landschap. Ja, dat is Cuba zoals ik het mij voorgesteld heb.
Als we geland zijn word ik opgewacht door een mevrouw die met een bordje met mijn naam erop vertwijfeld naar mij opzoek is. Op het internet heb ik gelezen dat het soms wel 2 uur duurt eer je de douane gepasseerd bent en dan moet je nog eens je koffer gaan zoeken en daarna in een ellenlange rij gaan staan wachten om geld om te wisselen. Ik heb loeidrukke maanden achter de druk en heb mijzelf daarom op een VIP-arrangement getraceerd: via internet heb ik voor 25 piek geregeld dat ik alle rijen kan omzeilen.
Ik loop, langs lange rijen passagiers, braaf achter de mevrouw aan, die mij naar een rij-loos douaneloket loodst waar een verveelde douanier mijn paspoort meteen probleemloos gecontroleerd. Dan lopen we verder en duwt de mevrouw mij heel soepeltjes vóór in de lange rij voor de bagagecontrole die na 2 minuten geklaard is. Ik schaam mij dood dat ik zo voorgekropen ben, maar blijkbaar is dat heel gewoon hier want hetzelfde gebeurt later bij het wisselkantoor: de vrouw spreek even met een mannetje en wijst ondertussen naar mij, de man gebaart mij dat ik aan de beurt ben en na 3 minuten heb ik mijn euro’s voor CUC’s ingeruild. Terwijl de vrouw mijn koffer gaat zoeken dien ik vervolgens plaats te nemen in een psychedelisch ingerichte VIP-ruimte waar ik een drankje aangeboden krijg en op een groot flatscreen naar de Flintstones mag kijken. Bof ik even…kan ik mooi mijn Spaans oefenen… ¡jabadabadoe!
In de grote hal spot ik later een taxichauffeur die een a4-tje met mijn naam omhoog houdt. Samen lopen we naar de parkeerplaats waar een magnifieke verzameling oldtimers geparkeerd staat. Helaas stappen we niet in zo’n barrel maar in een gewone gammele taxi en een half uur later arriveren we bij mijn onderkomen voor de komende dagen: een casa particular (soort B&B) in een volkswijk aan de rand van het oude centrum.
Ik moet altijd weer even wennen in een derdewereld-stad; de drukte, de armoede, de bouwvallige huizen, de verwaarloosde straten, de geuren(lees: stank), het lawaai, de aandacht die je ongewild trekt en de moeite die je moet doen om niet te verdwalen in de doolhof van straten die allemaal op elkaar lijken.
Martha, de vriendelijke eigenaresse van het huisje loopt voor me uit de trap op naar mijn kamer (incl badkamertje) waar is het heerlijk koel is. Als compensatie voor het gebrek aan een raam is er een prima airco aangelegd. En ondanks het ontbrekende raam komt het kabaal van de mensen op straat en in de naburige huizen gewoon door de muren naar binnen. Gelukkig stoor ik mij daar zelden aan, vind het wel gezellig zo.
Na een snelle douche pak ik m’n rugzakje in en ga naar buiten om te omgeving te verkennen. Eerst maar eens naar het Capatolio Nacional, dat ik onderweg gespot heb en vlakbij ligt. Het is al aan het schemeren als ik daar arriveer en aangezien de straatverlichting niet aan is (of staat die er maar voor de show?) moet ik m’n uiterste best doen om niet m’n nek te breken over de opengebroken stoepen. De verlichting van het capitool en het daarnaast gelegen theater brandt gelukkig wel, maar de monumenten liggen er verlaten bij en er is weinig te doen daar. Blijkbaar is het etenstijd. Ik heb geen honger maar ben wel doodmoe, dus besluit vroeg naar bed te gaan en vind zowaar in de donkere steegjes de weg terug naar m’n casa.
Za 5 nov: Havana
Als een kanon geslapen vannacht en ik kan dan ook niet meepraten als een Amsterdams (heb ík weer) stelletje dat ook hier logeert zich ‘s ochtends beklaagt over de geluidsoverlast ‘s nachts. De rest van het ontbijt fungeer ik als tolk tussen Martha en mijn tafelgenoten. Mooi zo, voor mij een goede kans om m’n Spaans op te halen én wat zelfvertrouwen te krijgen over m’n niveau (eigenlijk meer een kwestie van ‘eenoog in het land der [niet-Spaanstalige] blinden’).
Ik heb in Maastricht via het internet al wat excursies geboekt en om negen uur arriveert Louis om mij op te halen voor een autotour en aansluitend een stadswandeling. Als we buiten komen zie ik een joekel van een knalroze Buick in het smalle straatje staan. Dat zal toch niet…? Maar ja hoor, Louis heeft die auto mét chauffeur José geritseld en waarschuwt me alvast dat die ochtend veel foto’s van me gemaakt zullen worden. Nou ja…van die auto eigenlijk…en ik zit er dan toevallig in…
Enfin, even later vertrek ik met de heren en ik kom ogen tekort als we van de ene buurt naar de andere rijden terwijl Louis me alle ins en outs verteld over hetgeen we zien. Ik heb hem verteld dat ik de gewone toeristische highlights zelf wel zal bezoeken en dat ik vanochtend liever een alternatieve route wil rijden en lopen. Dat bevalt hem wel; wordt hem niet vaak gevraagd blijkbaar. En terwijl José ons door heel Havana loodst (o.a. langs de ambassade van Noord Korea!) vraag ik Louis de oren van z’n hoofd, raken we in een ernstige discussie over de voor -en nadelen van het (Cubaanse) socialisme en legt hij me het verschil uit tussen de private en overheidssector (en het gesjoemel daartussen), tussen de twee munteenheden, tussen Fidel en Raoul Castro etc. De kerk, onderwijs, gezondheidszorg, homosexualiteit, muziek, druggebruik…alles komt aan bod en wat dat betreft heb ik aan Louis een goeie; hij is overal in geïnteresseerd en discussieert graag.
Dit is wel een heel bijzonder land met een interessante historie. En iedereen is zich ervan bewust dat er de komende jaren veel zal veranderen omdat Raoul Castro steeds meer tegen de VS aanschurkt. Iedereen is nog vol van Obama’s bezoek aan Cuba vorig jaar, al vond Louis het concert van de Stones véél belangrijker. “Een hoogtepunt in mijn leven”, aldus Louis.
Bij de Plaza de Revolucion stappen we even uit en hangt José een bord “Don’t touch the car!” op onze roze cabrio. Dit is dus het plein waar Fidel soms wel zeven uur aan één stuk stond te oreren. Het is omgeven door sovjet-architectonische betonblokkendozen die Fidel liet bouwen omdat hij de protserige regeringsgebouwen in het centrum niet meer wilde gebruiken. Inmiddels worden die weer opgeknapt omdat Raoul daar juist weer wèl wil gaan zitten met zijn regering. ‘t Is wat…
Terug bij de cabrio zink ik weg in het witte leer van de achterbank en terwijl we wegrijden worden we weer van alle kanten gefotografeerd en gefilmd. Blij dat niemand me kent hier….
We glijden over brede tweebaans wegen waar amper auto’s rijden. Het heeft wel wat weg van de wegen in de voormalige DDR waar je ook maar af en toe een pruttelende Lada zag rijden. Die Lada’s rijden hier overigens ook, als overblijfsel van Cuba’s vrijage met de Sovjet Unie.
Auto’s zijn hier waanzinnig duur en alleen bij de overheid te koop. De oude auto’s (die indertijd vanuit de VS werden geïmporteerd) worden zo lang mogelijk rijdend gehouden maar omdat onderdelen moeilijk leverbaar zijn, hebben ze motoren van onder andere Hyundai ingebouwd. Geen wonder dat ik me zo op m’n gemak voel in deze barrel; lijkt toch een beetje op m’n Hyundaatje thuis.
Bij een parkje stappen we uit omdat Louis me een beeld van John Lennon wil laten zien (pas vanaf de negentiger jaren mag hier naar westerse muziek geluisterd worden, wie daarvoor naar de Beatles luisterde werd ontslagen). Het is op zich geen bijzonder beeld, alleen John’s brilletje ontbreekt. Dat werd in het verleden steeds gestolen, reden waarom hij er nu geen meer heeft. Maar…daar hebben ze wat op gevonden, aldus Louis: er is een oud vrouwtje ingehuurd dat de hele dag in de buurt van het beeld rondscharrelt en elke keer als een toerist in de buurt komt een brilletje uit haar jaszak haalt en dat op John’s neus zet. En verrèk, terwijl we naar het bankje toelopen komt het vrouwtje van achter een boom vandaan gelopen en geeft John eventjes z’n bril terug. Probleem opgelost en meteen een baantje gecreëerd!
Als we weer terug in het oude centrum zijn neem ik afscheid van José en loop met Louis verder. We hebben elkaar veel te vertellen en de grootste lol samen. Maar al dat lopen en kletsen is erg vermoeiend en als we aan het eind van de ochtend afscheid nemen ben ik blij als ik even op een terras kan gaan zitten lunchen en niksen.
Op de straat heb ik bij een knul internetkaarten gekocht dus ik kan even op m’n gemak het web op.
De rest van de middag slenter ik op m’n gemak door het oude centrum. Bij een klooster zie ik dat er ‘s avonds een klassiek concert is. Ik koop alvast een kaartje en loop dan naar m’n casa omdat ik ‘thuis’ bij Martha wil eten. In haar keuken heeft ze de tafel al voor me gedekt en terwijl zij in de ene kamer tv kijkt en in de andere vier pubers hun wiskundehuiswerk maken geniet ik van de eenvoudige maar lekkere maaltijd.
Het concert ‘s avonds is geweldig . Mooie muziek (Tchaikovsky, Bruckner, Piazzola en Cubaanse componisten), knappe vocale solisten, en jong en enthousiast orkest en een fijne, relaxte sfeer.
Na afloop op een terras op het Plaza Vieja nog lang zitten schrijven (ze hebben lekker bier hier!).
Als ik thuis kom, staat in de ruimte waar ik vanochtend nog zat te ontbijten een auto geparkeerd en moet ik mij al schuifelend in de nauwe ruimte tussen auto en muur een weg banen naar de trap. Dát is nog eens een indoor-garage!
Zo 6 nov: Havana
Het voordeel van vroeg naar bed gaan is dat ik er ook weer vroeg uit ben. En na een snel ontbijt ga ik weer op stap want niets is mooier dan een stad in de vroege ochtend, als alle pleinen nog leeg zijn en de eerste handelaren aan een nieuwe dag beginnen.
Vandaag is het zondag én de afgelopen nacht is de zomertijd hier ingegaan. Het oude centrum is dan ook uitgestorven als ik door de verstilde straten loop. Alle tijd en gelegenheid om door gangetjes en openstaande deuren/poorten naar binnen te gluren, iets wat ik overdag niet durf of niet kies vind.
Mijn eerste halte is hotel Ambos Mundos waar Hemingway in de dertiger jaren 7 jaar logeerde en ‘For whom the Bell tolls’ schreef. Ik op mijn beurt schrijf hier mijn bescheiden blogs maar kom vooral voor de koffie, het bier en het belangrijkste: wifi!
Na m’n cappuccino vertrek ik naar de grote kathedraal waar om half elf de mis begint. Dat doe ik meestal op zondag in een buitenlandse stad; even naar de mis in de hoop dat daar door een koor gezongen wordt. Dat valt tegen vandaag: er wordt weliswaar, begeleid door een orgeltje, door drie nonnen en wat pubers gezongen maar het overstijgt het niveau van goedbedoelende communiekantjes niet.
Gelukkig maken de sinterklazen en misdienaars rondom het altaar veel goed en ik kijk mijn ogen uit. Ik kan redelijk veel verstaan, al zal dat ook wel komen omdat ik de Nederlandse vertaling van de teksten wel vaker gehoord heb. De pastoor komt voor de preek naar voren met een microfoon in zijn hand en oreert een half uur lang uit de losse pols over de vraagtekens die hij heeft bij de evolutietheorie (El ‘Biek Beng’), het aardse leven dat toch echt onderschikt is aan dat in het hiernamaals, etc, etc. Dat doet hij heel knap, maar hij weet me toch niet te overtuigen. Halverwege de mis sluip ik dan ook vanuit mijn strategisch gekozen positie (aan de zijkant bij een pilaar) ongezien de kerk uit. Heb voorlopig wel weer even genoeg van de katholieke kerk.
Overigens zijn de meeste inwoners van Cuba katholiek, hoewel de staat officieel atheïstisch is na de revolutie. Naast het katholicisme wordt de ‘Santería’ gepraktiseerd (door met name de Afro-Cubaanse bevolking). De Afrikaanse slaven moesten destijds van hun katholieke Spaanse meesters hun religie afzweren en zich bekeren tot het katholicisme maar in de praktijk kwam het erop neer dat ze hun goden aan katholieke heiligen koppelden en die heiligen vereerden. De Spanjaarden vonden deze optische bekering prima en sinds religie weer vrijgegeven is in Cuba, floreert de Santería weer volop.
Ik breng de dagen hier veelal slenterend door; hoef niets, heb alle tijd en wacht af wat op m’n pad komt.
Dat is vanmiddag het Museo de Revolución waar ik een kaartje kaartje koop en vluchtig naar de oude meuk kijk die tentoongesteld wordt: vergeelde krantenartikelen en foto’s, afgedragen soldatenschoenen, bebloede hemden, etc. Ik ben dan wel een antropoloog maar heb weinig belangstelling voor de spullen die doorgaans in dit soort musea getoond wordt; dankzij internet is diezelfde informatie beter en duidelijker beschikbaar voor wie daar maar behoefte aan heeft.
Maar het museumgebouw vind ik des te interessanter. Híer heeft een deel van de geschiedenis en revolutie zich daadwerkelijk afgespeeld. Híer zie je de zalen waar de hotemetoten vergaderden en dineerden, en híer zie je nog de kogelgaten in de muren die resteerden na de gevechten. Indrukwekkend.
Dan loop ik weer verder, richting theater waar ik gisteren probeerde een kaartje voor een balletvoorstelling te kopen maar te horen kreeg dat die uitverkocht was. Ik weet inmiddels dat hier alles kan, als je maar de juiste mensen vraagt. Deze keer spreek ik een soort bewaker aan die mij óók vertelt dat er geen kaartjes meer te krijgen zijn. Als ik vervolgens zeg dat ik tóch graag een kaartje wil hebben, begint hij te lachen, haalt een verfrommelt kaartje uit zijn zak en noemt zijn prijs. Voor drie euro extra ben ik vanavond weer onder de pannen; hij blij, ik blij.
Diezelfde truc haal ik even later uit bij het kopen van internetkaarten. Die kun je bij een ticketbureau kopen voor 2 CUC per stuk, maar dan moet je altijd in een lange rij op je beurt wachten. Slimme jongens kopen die tickets bij bosjes op en verkopen ze voor 3 CUC op straat. Ze hangen rond voor hotels waar wifi is en als je ter plekke wat hulpeloos om je heen kijkt komen ze vanzelf naar je toe. Ik koop er 4 voor 10 CUC en wederom: hij bij, ik blij.
Vandaag wil ik in de stad eten. Dat moet je vooral niet in een staatsrestaurants doen, aldus alle reisgidsen, want het is weliswaar goedkoop maar kwalitatief zwaar onder de maat. Het personeel (ambtenaren die niet ontslagen kunnen worden en (dus) hopeloos ongemotiveerd zijn) is lui, de bediening is slecht en het eten idem. Maar ja, ik ben hier wél in Cuba, dus ik wil alles meemaken, óók de staatsrestaurants. En ik word niet teleurgesteld; de ober moet ik er met de haren bijslepen, ik krijg iets anders dan ik besteld heb en het bier (‘El Presidente’, what’s in a name) is niet lekker. Het kost niets, maar dan heb je ook niets. Check!
En dan wordt het tijd om naar het theater te gaan. Bij de ingang staan dranghekken want het is de slotavond van een belangrijk balletfestival en er wordt blijkbaar hoog bezoek verwacht. Ik neem aan dat ik niet in die categorie val en vraag een bewaker waar ik geacht wordt het gebouw binnen te gaan. Dat wordt dus de zij-ingang; had ik kunnen weten.
Zij-ingang of niet, ik heb een prima plek midden op de eerste rij van het vierde balkon en kan alles prima zien. Vlak voor het begin, de lampen zijn nog aan, gaat het publiek opeens staan en barst een ovationeel applaus los. Ook ik sta op en zie dat iedereen naar een plek 2 balkons onder mij kijkt. In mijn onnozelheid denk ik nog dat een van de Castro’s ons met een bezoek vereert, maar nee, het is een mooie mevrouw in een blauwe glitterjurk die er uitziet als Evita Perron en zich ook zo gedraagt. Met dramatische gebaren neemt ze het applaus in ontvangst en het publiek weet van gekkigheid niet hoe het duidelijk moet maken hoe geweldig het de eregast vindt.
Tja, dan moet ik toch beschaamd aan de vrouw naast mij vragen wie die vrouw in het blauw is. M’n buurvrouw kijkt me hoogst verwonderd aan en snapt niet dat ik niet weet dat dit Alicia Alonso in hoogst eigen persoon is. Hmmm…ja… Ik durf het eigenlijk niet te vragen maar wil dan toch ook nog graag weten wie die Alicia Alonso dan wel is. De vrouw naast me valt bijna van haar stoel van zoveel onbenul. De diva blijkt een voormalige ballerina te zijn, naamgeefster van dit festival, internationaal bekend en heilig verklaard in Cuba. En daar mag ik dan boven zitten…waar heb ik het aan verdiend…
Maar dan gaan toch de lampen uit en begint een prachtige voorstelling, met modern en klassiek ballet en muziek van o.a. Piazzola, Bowie en Grieg. Helemaal goed.
Laat op de avond zoek ik in het donker m’n weg terug naar huis. Zo af en toe komt er langzaam een grote oldtimer de hoek om schuiven en moet ik tegen een voorgevel aan gaan staan om hem te laten passeren. Krijg een beetje het gevoel van de hoofdpersoon uit Woody Allen’s ‘Midnight in Paris’, alsof ik in een andere tijd leef.
Ma 7 nov: Havana – Vinales
Terwijl ik al vroeg aan het eenvoudige ontbijt zit, staan Martha’s puberdochters zich in hun schooluniformen voor de spiegel op te tutten voor weer een nieuwe schooldag. Dan zie ik door de altijd openstaande voordeur hoe een joekel van een oranje-witte Pontiac voor ons huisje stopt; mijn taxi die mij naar het, aan de andere kan van de stad gelegen, busstation zal brengen.
Ik neem afscheid van Martha (zal de nacht voor m’n retourvlucht ook weer bij haar slapen) en ga naast de taxi-chauffeur voor in de auto zitten; wil niets missen van deze autorit en zoveel mogelijk zien. Hij is niet erg spraakzaam, zegt alleen onderweg dat hij even een omweggetje moet maken om de politiecontrole even verderop te ontwijken. Op mijn waarom-vraag reageert hij niet; is misschien ook maar goed zo.
Het is duidelijk te merken dat het maandag is want het is een stuk drukker op de wegen, ook met westerse auto’s die met name verhuurd worden aan toeristen.
Eenmaal buiten Havana wordt het weer rustiger. Langs de autoweg zie ik regelmatig mannen met een zeis of hak aan het werk om de berm op te kuisen. Anderen hakken met een machete in het struikgewas en op de velden lopen boeren achter hun runderen aan om de akker om te ploegen. De loslopende runderen worden vergezeld door kleine, ranke witte reigers die het op hun mest gemunt hebben.
Onderweg veel bananenplantages, suikerrietakkers en rijstvelden
Na een tussenstop in het natuurpark Las Terrazas arriveren we aan het eind van de ochtend in Veñedos, een soort Cubaans Valkenburg. Hrmm…dat was niet helemaal de bedoeling maar de omgeving schijnt fantastisch te zijn dus ik besluit de toeristen gewoon te negeren. M’n onderkomen voor de komende dagen (de achterbouw van een houten huisje met een veranda ervoor) is prima en ik word met een mojito hartelijk welkom geheten door Denayed , de vrouw des huizes. Haar man Eddy maakt en verkoopt sigaren in het dorp en haar moeder is vandaag op bezoek. Ook hier staat de voordeur continu open en loopt de hele dag iedereen in en uit. Heel gezellig.
Ik spreek af dat ik vanavond ‘thuis’ eet en loop dan naar het centrum (200 m verderop…) om te gaan lunchen. Maar ik kom niet ver, want al gauw hoor ik mijn naam roepen en zie dan het Amsterdamse stel uit Havana op een terras zitten. Tijd om even bij een biertje bij te kletsen. Ze zijn met een huurauto onderweg, net terug van een paardrijtocht naar een tabaksplantage (die ik voor morgen gepland heb) en erg enthousiast over de natuur hier. Dat belooft veel goeds!
Na even op het dorpsplein (WiFi-spot) een Holanda-update uitgevoerd te hebben, lunch ik op een terrasje. Het kost wat moeite, maar ook hier lukt het mij om een maaltijd met alleen vlees en groente , dus zonder de obligate rijst en bonen, te ritselen. Niets bijzonders, maar het smaakt prima.
Dan stap ik op en loop het dal in, in de richting die Peter & ? me geadviseerd hebben. Het is er uitgestorven en over smalle veldweggetjes en -paadjes loop ik tussen de akkers en weilanden door. Dat schiet niet echt op want bijna elke pad loopt dood op een erf waarna ik weer terug moet.
Maakt niets uit, ik geniet er niet minder om. Heb wel zekerheidshalve mijn (vorig jaar in de VS gekochte) pepperspray-spuitbusje in m’n hand want sinds ik een jaar geleden tijdens het hardlopen door een Dalmatiër (…) te grazen ben genomen, heb ik het niet meer zo op loslopende honden. Maar de honden hier lijken vooralsnog te onschuldig om een gevaar te kunnen vormen en datzelfde geldt voor de boeren die ik onderweg tegenkom. We groeten elkaar vriendelijk, kletsen af en toe wat (volgens mij vinden ze het geweldig dat ik wat Spaans spreek) en dan gaan ze gewoon door met hun werk.
Terug in het dorp koop ik wat flessen water bij de plaatselijke super (DDR-format: weinig van hetzelfde) en ga thuis nog even plat voor een korte siësta.
Op de veranda eet ik later heerlijk van wat Denayed gekookt heeft. Het is dan al donker en er is veel volk op straat. Een paar huizen verder speelt een band moderne jazz. Dat verwacht je hier niet en het geeft de straat een beetje een dorps New Orleans-tintje. Alleen de cowboy’s die zo af en toe hier op hun paard door de straat komen sjokken passen daar dan weer niet bij.
Di 8 nov: Viñales
Zo sober als de maaltijden bij Martha in Havana waren, zo uitgebreid zijn ze hier. Veel vers fruit en groente, kaas en vlees en heerlijke koffie. Ik kom hier zeker niets tekort.
Vandaag verkiezingen in de VS maar daar merk ik hier niets van. Ik zie nergens kranten en op tv wordt alleen naar soaps gekeken. Bij het ontbijt vraag ik voorzichtig bij Denayed naar de stand van zaken. Ze weet wel dat vandaag de verkiezingen zijn maar verder niets. Zal het nog even uitzoeken maar sindsdien is ze er niet meer op terug gekomen…
Vanochtend met Carlos op stap; per paard door de vallei naar een tabaksplantage. Ik vertel hem meteen dat ik niet kan paardrijden maar desondanks kiest hij een grote, nogal onrustige witte hengst voor me uit. Die kan ik wel aan, aldus Carlos. Ik probeer zo relaxt mogelijk te blijven en m’n enige doel vandaag is om niet van dat beest af te kukelen. Dat doel wordt ruimschoots gehaald en ik krijg er zelfs lol in. Knijp ‘m alleen een beetje als ie af en toe een sprint inzet of een stijle helling afgaat.
Het zit lekker hoog op zo’n dier en ik ben blij dat m’n voeten even rust hebben want in Havana heb ik enkele blaren opgelopen. Ik zit op een, naar het lijkt, provisorisch in elkaar geprutst zadel en m’n billen beginnen na een tijd toch wel te protesteren. Bovendien zal ik morgen wel spierpijn hebben. Tja, het is wel afzien, deze reis..
Maar ondertussen geniet ik toch maar mooi van de prachtige natuur om me heen. Dit gebied staat bekend vanwege het grillige karstgebergte, de mogotes (karakteristieke kalksteenformaties) en is uitgeroepen tot Unesco-werelderfgoed
Het gebied is extreem groen en er heerst nog een plattelandscultuur. Kleine dorpjes en boerderijen liggen verspreid in dit bergachtige gebied en er is zeer afwisselde akkerbouw: maniok, tabak, maïs, bonen, ananas, bananen, suikerriet, koffie en allerlei gewassen waarvan ik de naam vergeten ben.
Van oktober tot maart wordt in deze vallei op traditionele wijze (zonder machines of chemisch spul) tabak verbouwd en in de ‘Casas de tabaco’ (schuren met schuine palmbladdaken) worden de tabaksbladeren gedroogd. In zo’n schuur worden we opgewacht door twee tabaksboeren die ons het proces van zaaien, oogsten en verwerken van tabaksplanten uitleggen en ter plekke een sigaar voor ons rollen. Die kan helaas nog niet geconsumeerd worden (moet eerst een paar maanden drogen) maar uiteraard liggen er wat sigaren voor ons klaar en terwijl de ene boer zijn hoed op mijn hoofd, zet steekt de andere mijn sigaar aan.
Ik heb geen verstand van die dingen maar ik vind hem erg lekker, al vind ik een halve wel genoeg. De andere helft wordt voor me afgeknipt en neem ik mee naar huis voor vanavond.
Tenslotte koop ik nog een pakketje sigaren om enkele thuisblijvers tevreden te stellen en dan vertrekken we naar onze volgende afspraak, met een sympathiek koffieboertje dat enthousiast over zijn werk verteld, Carlos staat erbij om te vertalen maar ik kan zo’n 80% prima verstaan.
Carlos heeft pedagogische academie gedaan maar verdient als gids vier keer zoveel als een onderwijzer. Cuba heeft een alfabetiseringsgraad van 99,8% en ook het hoger onderwijs is voor iedereen gratis toegankelijk. Maar een goede opleiding is dus geen garantie voor een goed salaris; een onderwijzer moet altijd een of meer baantjes erbij hebben om rond te komen.
Ook Carlos vraag ik naar zijn mening over de politieke situatie in Cuba. Hij is net als ik heel benieuwd naar de uitslag van de VS-verkiezingen en snapt niet dat het zo weinig leeft hier, want er valt voor Cuba veel te winnen en nog meer te verliezen. Op mijn vraag waarom ik nergens kranten kan kopen zegt hij dat die er wel zijn, maar dan moet ik naar het postkantoortje gaan, en dan naar dat kleine zaakje ernaast, en dáár moet ik dan naar de krant vragen. Ik denk dat ik dat morgen maar eens ga proberen.
En als ik hem naar het Stones-concert vraag: die jongens blijken in het hotel van Carlos’ familie in Havana gelogeerd te hebben…
Vanwege de kookkunst van Delayed besluit ik na de lunch om de rest van m’n verblijf hier thuis te eten. Beter dan bij de toeristen-restaurantjes en véél gezelliger.
De rest van de middag breng ik, in gezelschap van oma, door in de schommelstoel op de veranda voor ons huisje. Ik heb klachten gekregen dat mijn blogs te lang uitblijven (…), dus vanmiddag wordt er geschreven. Gelukkig doe ik dat graag, zeker als ik er zoals nu de tijd voor heb.
Tussendoor heb ik een prachtig uitzicht op het straatleven dat zich hier vlak voor m’n neus afspeelt; langs slenterende toeristen, vrolijk kletsende schoolkinderen in hun uniforms, mannen met houten duw- of trekkarren, boeren op paarden, oldtimers, oude bussen (soort houten veevervoerwagens), nieuwe bussen (voor de toeristen), loslopende kippen, honden en katten, etc.
Wo 9 nov: Viñales
“Donald Trump!”, is Denayed’s reactie als ik haar slaperig een goeiemorgen wens. Ik ben meteen klaarwakker. Het zál toch niet…? Gisteravond had Clinton nog een (kleine) voorsprong en ik ging er eigenlijk al die tijd van uit dat Trump het nooit zou halen. Maar helaas…idiote Amerikanen…wat een k*tbegin van de dag…
Maar gelukkig heb ik hier genoeg afleiding en na het ontbijt vertrek ik naar het centrum waar ik José ontmoet, de gids die mij en Stefan & Doris (Duits echtpaar) door de vallei zal leiden. We lopen naar het fietsverhuurbedrijf waar ze helaas maar één soort fiets hebben: een kabouterformaat mountainbike met -tig versnellingen waarvan slechts één het doet. Nadat we het zadel van de ons toegewezen fietsen zo hoog mogelijk gezet hebben, fietsen we het dorp uit. Niets zo vermoeiend dan gebukt fietsen op een fiets waarvan alleen de laagste versnelling het doet; alleen bergop is het relaxt fietsen, voor de rest draaien m’n benen als een idioot rond. Gelukkig gaan we geen grote afstand af te
leggen en stoppen we af en toe; krijgen een korte rondleiding bij een tabaksplantage, drinken wat ananassap op een terrasje met een prachtig uitzicht over de vallei en stoppen bij de ‘Mural de la prehistoria’, een 180 m hoge rotswandschildering die in opdracht van Fidel Castro werd gemaakt en de evolutie van de amoebe tot de homo sapiens voorstelt.
Terug in Veñales concludeer ik dat ik morgen graag in m’n eentje nog een fietstocht door deze vallei wil maken, maar dan wél op een fatsoenlijke fiets. Maar eens uitzoeken of ik die hier in dorp kan vinden.
Maar eerst moet ik naar de bank om geld te wisselen. Nadat ik zes briefjes van 50 euro bij het loket heb neergeteld, neemt de bankmedewerker het stapeltje over…en telt het nog eens na. Dan strijkt hij de biljetten zorgvuldig glad (ze waren nogal verfrommeld uit mijn rugzak gekomen)… en telt ze nog eens na. Vervolgens bevoelt hij op elk biljet op een bepaalde plek… en telt de biljetten weer na. Daarna houdt hij de biljetten onder een lamp om te checken of het watermerk klopt… en telt hij de biljetten weer na. Als laatste tikt hij het nummer van elk biljet in op zijn computer… waarna hij de biljetten zekerheidshalve nog eens natelt. Nee, valse eurobiljetten maken hier geen schijn van kans. En téllen dat ze hier kunnen!
Na de lunch vertrek ik te voet naar de andere kant van de vallei. Daar schijnt op de top een hotel te liggen vanwaar je het mooiste uitzicht op de omgeving hebt. Ik heb geen fiets en geen zin om met de bus of taxi te gaan, dus ik stap in de benen en begin de klim naar boven, in de berm van een gewone weg waar de ene na de andere prachtcamion, oldtimer, paard en wagen, ossenkar, etc aan me voorbij trekt. Het is warm en de zon schijnt ongenadig op m’n kop maar op m’n ouwe dag kan ik de zon steeds beter verdragen en ik loop moeiteloos en genietend in een uur naar boven.
Ik heb geen zin om bij het uitzichtpunt met toeristen te stoppen en loop daarom de hal van het hotel in, knik vriendelijk met een ik-kom-hier-al-járen-blik naar het personeel en loop op goed geluk naar de kant waar ik vermoed dat de toegang tot het hotelterras zich bevindt. Yés, ik heb goed gegokt en ga aan een tafeltje in de zon zitten met uitzicht op de vallei én wifi-bereik.
Het is inderdaad een mooi uitzicht op een mooie vallei (dit schijnt het groenste deel van Cuba te zijn) maar ik vind het niet zo spectaculair als te reisgidsen melden. Dat krijg je als je zoveel reist; dan word je waarschijnlijk wat blasé omdat je al zoveel moois gezien hebt. Maar…ik geniet nog steeds van de ‘kleine’ landschappen; de akkertjes, de verscholen meertjes, de boerenhofjes, de ploegende boeren. Dat soort plekken zijn overal mooi en bijzonder.
Als ik terugloop begint het al Te schemeren en ik ben, na nog even in de plaatselijke bieb rondgeneusd te hebben, net op tijd terug thuis om in m’n schommelstoel op de veranda het avondleven op gang te zien komen.
Do 10 nov: Viñales – Las Terrazas
Gisteravond heeft oma haar dunne grijze haren blijkbaar een verfbeurt gegeven want vanochtend begroet ze mij met een fel paars-rose geverfde coupe. Ik kan me niet voorstellen dat deze kleur echt de bedoeling geweest is, maar mijn Spaans is niet subtiel genoeg om dit te onderzoeken. Ik doe dus alsof ik niets merk maar ik kan mijn ogen niet van haar af houden als ze als een overjarige clematis door het huis loopt.
Vanmiddag vertrek ik per bus naar m’n nieuwe stek maar vanochtend wil ik nog graag een stuk gaan fietsen, en deze keer op een fiets die wat relaxter rijdt. Dat gaat niet lukken met een huurfiets dus ik besluit het op z’n Cubaans te ritselen. In het centrum van het dorp spreek ik een vrouw aan die in haar voortuintje aan het prutsen is. Of ze wellicht weet waar ik een grote fiets kan huren? Ze denkt even na en loopt dan naar binnen en vraagt haar moeder(?) of die een idee heeft. Die loopt vervolgens twee huizen verder en komt terug met een lange slungel aan wie ik mijn bestelling doorgeef: “una bycicleta alto con velocidades que functionan”. Dan pleegt hij een paar telefoontjes op z’n eenvoudige gsm en vraagt mij even te wachten.
Dat doe ik braaf en na tien minuten komt een oudere man de hoek om fietsen, stapt af en overhandigt mij zijn herenfiets. Het is niks moois, maar als ik erop wegrij ben ik erg tevreden; de fiets is groot genoeg, de (profielloze) banden zijn goed opgepompt en de versnellingen functioneren (min of meer). Blijkbaar heeft hij zekerheidshalve nog een flinke scheut olie over de kettingkast gegooid want binnen de kortste keren zit m’n broekspijp tot aan m’n knieën onder de olie. Mooi is dat, dIe broek krijg ik hier natuurlijk never nooit niet meer schoon. Bovendien piept de fiets nog steeds…
Ik fiets richting noord-oosten, want daar was ik nog niet. En al gauw weet ik waarom; het is een buitenwijk waar toeristen niets te zoeken hebben. Er zijn allerlei onbestemde bedrijfjes gevestigd en met paard- en ossenkarren worden allerlei spullen vervoerd. Als de weg onverhard wordt, knijp ik ‘m wel een beetje want ik wil hier geen lekke band krijgen, moet op tijd terug zijn voor m’n bus. Maar ja, bij het reizen moet je soms risico’s nemen dus ik fiets gewoon door. Dan gaat het bergop en dat duurt een hele tijd, en nóg langer, en dan ben ik nóg niet boven, pfff. Als ik bijna boven ben passeer ik een (afgesloten) kerkhof en voorbij de top kom ik bij een militair oefenterrein. Da’s nou jammer, als reiziger wil ik wel risico’s nemen, maar er zíjn grenzen, ook voor mij.
Terug dus weer, lekker lang bergaf, terwijl de mensen die mij eerst met een rode kop omhoog zagen klimmen (en mij waarschijnlijk voor gek verklaarden) mij weer vrolijk toelachen.
Ik vind de Cubanen echt ongelooflijk aardige mensen. En ik heb het dan niet over de toeristenwinkeltjesbeheerders, maar over de ‘gewone’ mensen op straat, in het veld, op de weg of in hun schommelstoel op de veranda. Ze kijken in eerste instantie meestal wat vragend naar mij als ik ze passeer, maar als ik even naar ze knik of ¡Hola! zeg, groeten ze meteen lachend terug. En ze vinden het helemaal geweldig als ik met mijn steenkolenspaans een gesprek probeer aan te knopen.
Terug in het centrum laat ik Viñada voor wat het is en rij ik door naar de vallei om de gisteren gefietste route in tegenovergestelde richting te rijden. Het is er nog steeds even prachtig. Nadat ik bij een camping even gestopt ben om een ijsje te eten hoor ik een eind verderop opeens iemand mijn naam roepen. Het is José, de gids van gisteren, die lachend zijn duim omhoog steekt en mij complimenteert met het feit dat ik een fatsoenlijke fiets heb weten te ritselen.
Als ik later mijn fiets ingeleverd heb en m’n bagage bij oma Clematus opgehaald heb, loop ik naar de bus die mij in tweeëneenhalf uur naar Las Terrazas brengt. Maar…ik moet 4 km verderop zijn en weet gelukkig een lift te ritselen van ene Mario in een grote rode oldtimer (kon zo gauw het merk niet ontdekken) die mij naar een huisje midden tussen de koffieplantages brengt. Hier woont Annabel met haar familie, kippen, varkens en koeien.
Dit onderkomen is een stuk soberder dan dat van de afgelopen dagen, en dat geldt ook voor de maaltijden; maar er is een koelkast vol flesjes bier (…) en de sfeer is prima.
Rond de schemering verken ik nog gauw even de omgeving. Het huis is een verzameling van (bij)gebouwtjes en aan alle kanten hoor ik mensen praten, een tv spelen, beesten kabalen, etc. Morgen bij daglicht maar eens onderzoeken wat zich hier allemaal afspeelt.
De avond breng ik lezend en schrijvend door op m’n privéterras, met uitzicht op de koffieplantages en bananenbomen en het geluid van chicanes en blaffende honden. Ik ben gisteren helemaal lek geprikt door muskieten en hoop met de rook van de halve sigaar die ik nog bewaard heb die beesten nu op afstand te houden. Dat geldt overigens niet voor de gekko’s en duizendpoten die hun weg hier over de muren zoeken; dat vind ik wel gezellig, die mogen blijven.
Vr 11 nov: Las Terrazas
Na het ontbijt weet ik een lift naar het dorp te versieren waar ik vanaf een hotel wil gaan wandelen naar een waterval. Volgens de literatuur moet je daarvoor een gids inhuren, maar daar heb ik geen zin in. Volgens mij moet de waterval redelijk makkelijk te vinden zijn en het is dan wel erg mooi hier, maar nou ook weer niet zo bijzonder dat een gids veel toe te voegen heeft. Ook lijkt het me niet gevaarlijk hier; behalve wat loslopende groepjes varkens ben ik hier nog geen beesten tegengekomen en volgens José zijn hier ook geen slangen. Kortom: ik gun de gidsen wel hun inkomsten maar vandaag loop ik gewoon liever alleen.
Enfin, het wordt een prachtige wandeling, door het wat oerwoudachtige bos en langs een klein riviertje.
GPS is verboden in Cuba en het was thuis ook niet mogelijk om een offlinekaart van Google te downloaden, maar gelukkig vond ik een handige app waar ik nu dankbaar gebruik van maak; elke keer als ik twijfel wat de juiste route is, kan ik op de kaart zien welke richting ik zo ongeveer moet aanhouden.
Na anderhalf uur bereik ik probleemloos de waterval. Nou ja, een stuk van het riviertje waar af en toe een klein hoogteverschil (max 1 mtr) overbrugd wordt. Maar het is er erg mooi en er is zowaar een restaurantje waar ik een blikje bier en een zakje (taaie) chips koop. De toeristen die er zijn, klonteren samen rondom het restaurant en als ik 200 mtr stroomopwaarts loop heb ik een prachtige plek helemaal voor me alleen. Tegen een boom geleund geniet ik van de rust, het kabbelend water, mijn pilsje, m’n boek en m’n muziek. Vandaag staat Leonard Cohen – gisteren overleden – op m’n playlist. En opeens mis ik mijn gitaar….
Dan loop ik op m’n gemak terug naar het hotel waar ik lunch en in de tuin verder ga zitten lezen. Ik heb vanochtend met de buurman van Anabel afgesproken dat hij mij om vijf uur hier komt ophalen en om stipt kwart over vijf (…) komt hij voorrijden in een 71-jaar oude blauw-witte Chevrolet (met Toyota-motor). Naast hem zittend vraag ik hem naar het FC Barcelonavlaggetje dat aan zijn achteruitkijkspiegel hangt maar ik kan zijn reactie amper verstaan door het kabaal dat de auto maakt. Ook dit is weer een waanzinnig grote barrel waaraan je de leeftijd afziet, maar waarin ook een (oude) cd-speler ingebouwd is in het metalen dashboard.
Halverwege de rit passeren we een jong stel dat blijkbaar in zijn casa logeert en we stoppen om hen een lift te geven. Ze komen uit Londen en als ik hen een uur later op het gezamenlijke dak van onze casas weer tegenkom, vertellen ze dat ze vandaag tijdens een wandeling een anderhalve meter lang slangenvel gevonden hebben. Hrmm… tot zover José’s geruststellende mededeling dat er hier in Cuba geen slangen zijn…
Za 12 nov: Las Terrazas – Playa Larga
Na een week stad (Havana), natuur (Viñeda) en het platteland (Las Terrazas), vertrek ik vandaag naar de kust. Ik ben dan wel geen strandmens maar ik kan moeilijk 3 weken door Cuba reizen zonder de zee gezien te hebben. Bovendien schijn je hier prachtige snorkelgebieden te hebben dus ik ga ik zeker nog uitzoeken
Daarom vandaag een privé-transfer richting Varkensbaai (waar begin zestiger jaren een invasie van de VS mislukte). Ik probeer nog even om een gesprek met de chauffeur aan te knopen maar zonder succes. Hij zegt alleen maar Spaans te praten maar ik kan hem voor geen meter verstaan. Het is niet zozeer dat ik de woorden niet ken, maar ik heb geen idee waar zijn woorden ophouden en weer beginnen. Het líjkt niet eens op Spaans en zal dus wel een of ander dialect zijn. We besluiten al gauw dat een gesprek er niet in zit en de rest van de reis is het stil in de auto en zijn we beiden verzonken in onze eigen gedachten. Ik vind het prima zo, zie het veranderende landschap aan me voorbij trekken, doe af en toe een hazenslaapje en voor ik het weet zijn we onze plaats van bestemming.
In Playa Larga word ik opgewacht door Niña en haar zoon René. Ze gaan me voor naar mijn kamer op de eerste verdieping, met badkamer en een balkon met uitzicht op de kruising van twee onverharde wegen voor het huisje. Binnen staat zowaar een tv (Philips!) en terwijl ik m’n spullen uitpak kijk ik naar een cursus gebarentaal, altijd handig…
Als Niña mij een straf bakje espresso brengt, ga ik op m’n balkon, behalve de cafeïne, ook even wat sfeer proeven. Zo af en toe slenteren wat mensen voorbij; in een fietstaxi zit een mevrouw met een grote rechthoekige hapklare pizza op schoot, een groenteboer op een paardenkar prijst al rijdende zijn waren aan, een verkoper op een bakfiets probeert met een luid “¡Dulce, dulce!” zijn zoetigheden aan de man te brengen. en verder zitten hier en daar wat mensen op hun balkon wat loom te kletsen. Kortom: een luie zaterdag in een eenvoudig dorp. Hier wordt denk ik niemand overspannen.
Het strand schijnt aan de andere kant van het dorp, op 8 minuten lopen, te liggen dus ik pak mijn rugzakje en ga op weg. Het dorp stelt niets voor; een lange geasfalteerde straat met wat onverharde zijwegen. Er is een pleintje met een bar en een bistro langs de weg, maar dan heb je het wel gehad.
Het strand is, behalve drie mensen die zo’n honderd meter verderop zwemmen, verlaten en al gauw ben ik het water in. Heerlijk. Als ik weer opgedroogd ben, loop ik langs de kustlijn naar het oosten waar ik even later een hotel en wat huisjes aan zee zie liggen. En daar zwemmen ook veel mensen. Bij het hotel informeer ik naar WiFi-mogelijkheden, maar helaas, in het hele dorp is geen wifi voorhanden en ik ben dus de komende twee dagen incommunicado.
Dan loop ik terug het dorp in, drink een biertje op het dorpsplein en eet wat garnalen op het terras van de bistro. Ja, her zijn zware tijden hier.
Dan terug naar m’n casa waar ik een vakantiewasje doe, een scheur in m’n broek repareer en op m’n balkon het drukker wordende straatleven observeer. Het is zaterdagavond en veel mensen slenteren zomaar wat rond, kletsen hier en daar met elkaar en genieten gewoon, net als ik, van de mooie avond.
Zo 13 nov: Playa Larga
Via René heb ik voor vandaag een snorkeltrip georganiseerd en om 9 uur komt over de stoffige weg een gammele bus voorrijden met daarin een stuk of wat Lonely Planet backpackers. Hun gemiddelde leeftijd is de helft van de mijne en ik vraag me af of ik in het vervolg niet beter gewoon een Zonnebloemreis zal boeken ;-(
Maar ja, of ik dan ook nog op deze mooie plekken kom…
De bus volgt zuidwaarts de oostoever van de Varkensbaai en er wordt twee keer gestopt voor een snorkelsessie. Iedereen gaat gelukkig z’n eigen gang en al gauw ben ik in m’n eentje met m’n zwemvliezen, duikbril en snorkel op weg naar de eerste koraalbanken.
Het blijft toch heel bijzonder, dat snorkelen. Het is alsof je midden in een tropisch aquarium zwemt. De zanderige bodem ziet er uit als een bosbodem waarop een dichte laag wit stof ligt die de contouren van stammetjes, boomstronken en bladeren bedekt. Als een school witte vissen onder mij door zwemt lijkt net een tapijt met een subtiel vissenpatroon. Maar er zijn niet alleen witte vissen; ik zie steeds andere soorten, in verschillende groottes. Glanzend blauw, effen, rood-wit gestreept, bont gevlekt, alles komt voorbij.
Als ik doorzwem kom ik bij de koraalbank; een verzameling van ‘bossages’ van onbestemde rotsen, planten, koraal, sponzen, etc. Het ziet er echt prachtig uit, met mooie , diepe kleuren en daar zwemmen dan -tig verschillende soorten vissen door- en omheen. Jammer dat ik geen onderwaterfoto’s kan maken!
Ik drijf op het wateroppervlak, voel de warme zon op m’n rug en hoor alleen m’n eigen ademhaling. Daar kan geen ontspanningsoefening tegenop…
Als ik wat langer op één plek blijf drijven komen er wat nieuwsgierige vissen om mij heen zwemmen, maar als er exemplaren van meer dan een halve meter mijn richting op komen, vind ik dat minder en zwem ik weer terug naar waar ik vandaag kwam.
Wat Playa Larga bijzonder maakt, is het grote natuurgebied ‘Ciénaga de Zapata’ met wortelboom-moerassen en veel verschillende soorten vogels, reptielen, vissen en amfibieën. En muggen natuurlijk, véél muggen, maar dat zetten ze er niet bij in de folder. M’n armen zitten ondertussen onder de rode, jeukende bulten. Dat is tot nu toe het enige minpunt van deze reis.
Vandaag zie weer veel grote vogels en een raar soort hagedis met een opgekrulde staart. En op m’n bord tijdens de lunch krokodil; ik kon het niet laten…
Op de terugweg naar het dorp stap ik eerder uit om nog even bij m’n strandje van gisteren te gaan zwemmen. Als ik wat over het strand loop, en zo af en toe een steen opraap, word ik opeens vergezeld door twee meisjes van een jaar of vijf die ook stenen voor mij gaan verzamelen. Ik bedank ze vriendelijk en terwijl ik nog wat zit op te drogen blijven zij stenen aandragen die ik onmogelijk allemaal mee kan nemen. Ze kijken beteuterd als ik ze dat uitleg en pas als ik ze vertel dat ik ze laat liggen zodat andere vreemdelingen ze mee kunnen nemen kan er weer een lachje vanaf en even later wordt ik uitgebreid en lachend uitgezwaaid als ik vertrek.
Ik heb gisteren bij Nina thuis gegeten maar dat was niet echt een succes, dus vandaag eet ik op het terras van de bistro aan het water. Terwijl aan de ene kant de volle maan de baai verlicht, speelt zich aan de andere kant een prachtige zonsondergang af. Ik blijf zitten tot het helemaal donker is en moet dan met het licht van de iPhone de weg naar m’n casa zien te vinden, want ook hier doen ze niet aan straatverlichting en het schijnsel van de maan is niet voldoende om de oneffenheden/gaten in de wegen te tonen.
Ook vanavond ga ik weer vroeg naar bed omdat ik doodmoe ben van het buiten zijn. Ik slaap hier veel en als ik wakker ben, heb ik m’n eigen Netflix bij me; documentaires over Cuba en speelfilms die zich in Cuba afspelen. Sommige van die films zijn niet ondertiteld en (dus) erg vermoeiend; dan ben ik zó weer onder zeil.
Ma 14 nov: Playa Larga – Cienfuegos
Net als gisteren word ik ook vandaag weer wakker van het geluid van een paardenkar die onderlangs mijn openstaand raam rijdt. De klikkende paardenhoeven en de krakende houten kar daarachter geven mij het idee dat ik in een of ander cowboydorp logeer. Maar nee hoor, dit is gewoon Cuba en ik draai me nog eens lekker om.
Na het ontbijt zit ik op m’n balkon te wachten op de taxi die mij naar Cienfuegos zal brengen. M’n buurjongen heeft z’n stereo op 10 staan en het hele dorp kan meegenieten van de muziek: een soort moderne salsa, met een vette beat eronder. Klinkt goed en nodigt uit tot dansen maar daar is het op dit tijdstip van de dag al veel te warm voor.
Ik heb overigens in Trinidad een salsaworkshop geregeld. Dat deed ik al eerder in Costa Rica en Frankrijk (…) en vond ik toen erg leuk. Ben benieuwd hoe mij dat hier in Cuba zal bevallen.
Om 9 uur komt een prachtig zwarte Chevrolet voorrijden en neem ik afscheid van Nina die haar haren vandaag met behulp van enkele lege wc-rollen (…) in de krul probeert te krijgen. De vrolijke chauffeur Ramón kwakt vriendelijk mijn spullen op de achterbank en zegt mij te laat dat ik het portier niet zelf moet sluiten. Als ik dat (dus) toch doe, rammelt en kraakt er van alles, maar er gebeurt gelukkig verder niets.
De 74-jarige Chevrolet is van binnen kinky rood en zwart afgewerkt en de motor heeft lekker veel power. Regelmatig halen we andere auto’s in en worden de ander weggebruikers al toeterend aan de kant geduwd. Desondanks zit ik, uiteraard zonder veiligheidsgordel (…), relaxed naast Ramón. Het is bloedheet maar de openstaande ramen (nou ja, de ramen zélf zijn er waarschijnlijk al lang geleden uitgesloopt) maken de hitte draaglijk en het kabaal oorverdovend. De radio met (hoe kan het anders) salsamuziek moet dus helemaal opengedraaid worden om het kabaal te overstemmen en anderhalf uur arriveren we dan toch heelhuids in Cienfuegos (ik denk dat de twee rozenkransen aan de achteruitkijkspiegel ons voor verder onheil behoed hebben).
Deze stad werd ooit door Franse kolonisten gesticht ( moet nog even uitzoeken hoe dat precies zat) en heeft een neo-klassieke architectuur.
Het huis van Cecilia ligt aan de rand van het centrum en ziet er binnenshuis prachtig uit.
Als ik arriveer, is Cecilia er niet; haar taak wordt waargenomen door haar oude vader die alleen Spaans spreekt en met zijn anderhalve tand hele verhalen over zijn mooie stad tegen mij afsteekt. Ik kan maar de helft volgen en praat op goed geluk wat terug; blijkbaar genoeg om de conversatie gaande te houden. Als Cecilia dan toch komt, laat ze mij mijn prachtige kamer zien waarna ik het centrum in loop om te kijken of pa niet gelogen heeft. En ik kan niet anders zeggen dan dat het een mooie stad is; erg (aldus pa) / relatief (volgens mij) schoon, ruime straten, lage bebouwing en minder vervallen dan bijvoorbeeld Havana.
Het is lekker rondslenteren in deze stad, afgewisseld met een pilsje op het theaterterras. Daarna zoek en vind ik een sfeervol restaurant en krijg ik in de patio (waar zich in de palmen alle vogels van de stad verzameld schijnen te hebben) een heerlijke visschotel voorgezet. Nee, ik kom niets tekort hier.
Di 15 nov: Cienfuegos-Trinidad
Om drie uur vanmiddag vertrekt mijn bus naar Trinidad pas, dus ik heb nog alle tijd om de omgeving hier te verkennen. Dat zou ik graag per fiets willen doen maar ze doen hier helaas niet aan fietsverhuur. Het is wel mogelijk om een ‘motorino’ te huren, aldus Cecilia. Ik kom er niet achter of dat nu een bromfiets of een scooter is, maar besluit desondanks naar het verhuurbedrijf te lopen en daar te kijken wat mogelijk is. Niets dus, want alle motorino’s zijn verhuurd. Da’s nou weer jammer. Oké, dan maar lopend een kleiner gebied verkennen; ook geen straf.
Ik loop eerst een hele tijd zuidwaarts langs het water en kom uit bij een spiksplinternieuwe jachthaven waar geen mens te zien is. Het hoofdgebouw is open en via het lege terras klim ik illigalerwijs een trap op naar het dakterras waar een lekker windje waait en ik in de zon een hele tijd in m’n eentje zit te lezen en te niksen. Ik lees veel deze vakanties en heb veel (papieren en digitaal) leesvoer bij me, maar als ik in dit tempo doorlees kom ik droog te staan. Gelukkig kan ik zo af en toe een bestelling doorgeven aan mijn hofleverancier in Maastricht die probleemloos voldoet aan mijn vraag naar ebooks en mp3-tjes (@Hilde: ¡Gracias!).
En dan ga ik weer verder aan de wandel. Het voordeel van alleen reizen is dat ik mijn eigen tempo kan bepalen en met niemand rekening hoef te houden. In de praktijk betekent dat dat ik heel veel loop, maar op m’n gemak, af en toe een foto maak, even op een muurtje ga zitten, een kort praatje maak met een passant, stiekum door open deuren naar binnen gluur, door een poort een hofje naar binnen loop (en soms weer teruggestuurd word), wat pinda’s of bananen koop bij een straatventer, bijna overhoop gereden wordt door een fietstaxi, een pilsje drink in een shabby cafeetje annex huiskamer, struikel over het zoveelste gat in wat voor een trottoir moet doorgaan, een tijdlang een zwerfhond achter me aan heb lopen.. Het stelt niets voor allemaal, maar ik geniet hier enorm van, dit kan ik uren volhouden.
Er wordt hier enorm opgeschept over hoe schoon de stad wel niet is, en dat klopt ook wel….voor wat het centrum betreft. Maar zo gauw je 2-3 blokken verder loopt, zit je echt in de gebruikelijke zooi. En juist díe wijken zijn het interessants en het leukst om te verkennen. Letterlijk afgebrokkelde huizen waarvan de benedenverdieping bewoond wordt, riolering die z’n beste tijd gehad heeft (of ontbreekt?) met navenante geuren, kleine kinderen die je nieuwsgierig aanspreken en schateren van het lachen als ik gekke bekken trek (een soort esperanto dat overal werkt), huisvrouwen die tegen de deurpost aangeleund mij eerst wantrouwend aankijken maar dan heel vrolijk en lachend reageren als ik ze vriendelijk gedag zeg, oude mannetjes die lachend overdreven omhoog kijken omdat ik zo lang ben… never a dull moment here!
Dan toch nog even terug naar het centrum om bij een wifi-hotspot m’n digitale contacten te updaten terwijl twee meter verderop het zoveelste ensemble het zoveelste ‘Guantanamera’ staat te spelen.
“Als je voor mij zingt, mag je nu ophouden”, zou mam gezegd hebben….
Nu Cuba heeft gekozen voor het toerisme wordt alles uit de kast gehaald om het toeristen naar hun zin te maken. Concreet betekent dit dat in elke horecagelegenheid dezelfde, al dan niet life, muziek gespeeld wordt. Met als gevolg dat je de hele dag klassiekers als ‘Guantanamera’, de ‘Chan Chan’ en ‘Oye como va’ hoort. Ik persoonlijk vind dat wat veel van het goede, vind de salsa leuk als dansmuziek maar toch wat eentonig en wil ook wel eens wat anders horen, of gewoon even niets. Kan me herinneren dat ik dat 30 jaar geleden in Ecuador ook had; toen kwam de panfluitmuziek me ook na een week de neus uit. Straks In Trinidad toch maar eens op zoek gaan naar de muziek waar de Cubanen zelf graag naar luisteren.
Over muziek gesproken….
Als ik ‘s middags in de bus naar Trinidad zit, wordt daar de Spaanse versie van het nummer ‘Breng die rozen naar Sandra’ van – de voor de ouderen onder ons bekende – Ronnie Tober gedraaid en de rest van de dag krijg ik die oorwurm (met een charmante beeltenis van Tober) niet meer uit m’n hoofd. Ja, het is afzien hier…
Trinidad lijkt op het eerste gezicht een groot, druk dorp met zo te zien alleen (zeer kleurrijke) laagbouw. Als ik van het busstation naar mijn casa loop moet ik goed kijken waar ik loop want de straatjes hier zijn het toppunt van kinderkopjes; daar zijn de kasseien van Parijs-Roubaix niks bij en ik moet steeds goed opletten om niet m’n nek te breken over de uitstekende of ontbrekende stenen. Gelukkig wordt er regelmatig water vanuit de huizen op de straat geloosd zodat ik de diepste gaten kan zien.
De oma van het huis verwelkomt mij en is meteen ontroerd als ik mij voorstel want haar vader blijkt uit Galicië te komen en daar wonen blijkbaar ook veel Carla’s. Ik moet haar helaas teleurstellen, maar “Nederland is vast ook heel mooi”, aldus oma.
Terwijl ik even later m’n spullen uitpak en douche zie ik hoe zij in het hofje nauwkeurig mijn paspoort bestudeert en als ik vertrek om te gaan eten zegt ze dat ze mijn doopnamen (Carolina Louisa) ook héél erg mooi (want ook een beetje Spaans) vindt, en mij zo groot en elegant. Hmm…staaroperaties zitten hier blijkbaar niet in de basisziektekostenverzekering…
In het centrum eerst maar eens gezocht naar de plek waar de meeste mensen met een laptop, tablet of smartphone zitten, want daar is dan dus de WiFi-hotspot. Tegen de tijd dat ik ‘mijn administratie heb bijgewerkt’ is het donker (dat gaat hier heel snel) en ga ik in het donker nog even verder het centrum verkennen. Als ik ergens life jazz hoor, stap ik de restauranttuin in om wat te eten maar helaas kun je er alleen wat drinken. Oké dan, ik bestel mijn eerste Cuba Libre en constateer meteen dat ik die – net als de Mojita’s – te zoet vind. Ik neem me voor de komende dagen steeds iets anders te bestellen in de hoop dat ik uiteindelijk het ultieme drankje vind. Als het ‘jazz-ensemble’ Guantanamera begint te spelen is het tijd voor mij om op te stappen om een paar straten verderop neer te strijken in een restaurantje waar ik de lekkerste zeekreeft ooit krijg voorgezet. En er is niet eens een life bandje voorhanden … 😉
Wo 16 nov: Trinidad
Terwijl ik in de binnentuin zit te ontbijten, hoor ik uit een kamer een klein jongetje steeds om zijn moeder roepen. Blijkbaar is het niet de bedoeling dat hij nu al opstaat want zijn geroep wordt volledig genegeerd. Tegen de tijd dat het me begint te irriteren loopt de vrouw des huizes de kamer in en komt met een vogelkooi met daarin een papegaai weer naar buiten. En toen was het stil… 😉
Vanuit Maastricht heb ik wat excursies geregeld en vanochtend staat een fietstocht op het programma. Groot is mijn verbazing, en teleurstelling, als blijkt dat het een excursie per fietstaxi is. Shit, daar heb ik nu eens helemáál geen zin in, en ik vind het ook heel gênant. Maar ja, ik ben blijf een Hollander, heb er al voor betaald en speel het spel dan toch maar mee.
En dan blijkt het eigenlijk toch wel érrug leuk en handig te zijn! Vanuit m’n zitplaats kan ik zonder m’n nek te breken rustig om me heen kijken en onopvallend foto’s maken van wat we onderweg tegenkomen. De gids fietst op z’n eigen fiets naast me en vertelt honderd uit. We stoppen bij een galerie van een bekende Cubaanse kunstenares (Yudit Vidal Faifo) die mooie dingen maakt; hier kom ik zeker nog eens terug.Dan door, weg van het centrum, door de hobbelige straatjes die vol leven zijn. We lopen een staatswinkeltje binnen waar elke Cubaan z’n basislevensmiddelenpakket kan afhalen. Vanuit de overheid wordt maandelijks bijgehouden hoeveel inwoners elke stad/dorp heeft, en hoe de beperkte voorraden verdelen worden. Als mensen meer willen (en kunnen betalen!) kopen ze dat bij de (kleinschalige) particuliere handelaren in de straat.
Trinidad is relatief rijk vanwege het toerisme maar in niet-toeristische gebieden is het leven erg moeilijk. De sociale cohesie is weliswaar erg goed maar het grootste probleem, aldus de gids (en ik denk dat hij gelijk heeft) van het huidige systeem is het gebrek aan motivatie/spirit van de Cubanen. Het maakt niet uit of je hier wel of niet hard werkt; de overheidssalarissen zijn zo laag dat iedereen er minstens één baantje bij moet hebben.
Het gemiddelde salaris van de Cubaan voor zijn officiële baan ligt tussen de 10 en 80 CUC per maand terwijl minstens het dubbele nodig is om van te kunnen leven. De neurochirurg die 80 CUC verdient, moet dus ook bijbeunen (bv als taxi-chauffeur of gids). Het verhuren van kamers blijkt nog het lucratiefst, daarmee kun je wel 600 CUC’s verdienen. Maar dan moet je wèl de ruimte daarvoor hebben en dat is niet makkelijk als er vaak 3-4 generaties in één huis(je) leven.
De volgende stop is het voormalige station waar vandaan nu alleen nog een toeristentrein rijdt. De resterende (stoom-)treinstellen uit de 19e eeuw staan al jaren te verroesten.
De spoorlijn werd destijds door de slaven aangelegd die in het grote gebouw bij het station gehuisvest waren. Het moet er bar en boos geweest zijn want de slaven leefden gemiddeld nog maar zeven jaar na aankomst in Cuba.
De rest van de dag breng ik slenterend door Trinidad door, met af en toe een terrasje of een pauze op een bankje op een plein.
En niet te vergeten: tussendoor ook nog een salsa-workshop. Ik dacht dat het een groepsworkshop zou zijn maar het bleek een privé-les. Héél intensief maar ook heel leuk. Ik heb gelukkig een goed ritmegevoel en nadat ik er aanvankelijk nog wel eens abusievelijk een tango-pasje tussendoor frommelde, deed ik het op het einde toch heel aardig, al zeg ik het zelf. Én, niet onbelangrijk, éindelijk ‘s wat andere en modernere salsamuziek!
De avond breng is ‘á casa’ door, met het bestuderen van de muziek voor het komende concert van m’n kamerkoor. Door m’n reis mis ik nl de belangrijkste repetities en moet ik hier de schade proberen in te halen.
Gabrieli, Monteverdi en Willaert in Cuba; ‘t ís weer eens wat anders…
Do 17 nov: Trinidad
Trinidad ligt ingeklemd tussen de Caribische zee en een bergketen en vandaag is het tijd om de bergen in te gaan, naar het natuurgebied La Sierra del Escambray. Achterop een open vrachtwagen uit het jaar toebak rammel ik met nog pakweg 10 andere hikers naar boven. De vrachtwagen hijgt, puft en kraakt aan alle kanten op zijn weg naar boven maar ík zit goed en geniet van het veranderende landschap; het wordt steeds groener en donkerder.
Halverwege stoppen we voor een sterk bakje koffie waarbij we meteen uitleg krijgen over de productie van koffie; het drogen van de bonen, hoe ze uit hun schil gehaald worden en over het branden en malen van de bonen.
Als de weg op zo’n 800 m boven de zeespiegel ophoudt, stappen we uit en lopen verder. Het wordt een uiterst knie-onvriendelijke steil dalende hike van 3 kilometer die eindigt bij de 62 meter hoge waterval El Salto de Caburni. Ik moet me onderweg goed concentreren om niet uit te glijden over onregelmatig keien maar breng het er zonder kleerscheuren van af en zie zowaar nog kans om enkele kolibri’s te spotten die zich tegoed doen aan de nectar uit de prachtige rode bloemen die aan de bomen bloeien. En zelf de Tocororo, Cuba’s nationale (want roodwit-blauwe) vogel, krijg ik in het vizier.
De weg terug is vermoeiend, maar beter voor m’n knieën en in de dieselmodus kom ik probleemloos boven. Op de terugweg maken we nog even een stop voor een late lunch. Rijst, bonen, varkensvlees en wat uitgedroogde rauwkost. Nee, voor culinaire hoogstandjes moet je niet in Cuba zijn.
Als ik aan het einde van de middag in Cuba weer uit de vrachtwagen stap, ga ik snel op zoek naar nieuwe wifi-kaarten. Maar helaas, waar ik de afgelopen twee weken om de haverklap werd aangesproken door mannetjes die me een kaart wilden verkopen, nu is er geen te bekennen. Blijkbaar is de voorraad voor vandaag op. Dan maar geen wifi, is geen ramp, en de rest van de avond breng ik door met lekker de luie toerist uithangen.
Vr 18 nov: Trinidad
Juan staat me al op te wachten als ik op het startpunt van mijn excursie van vandaag arriveer. Eergisteren leidde hij me al (per fietstaxi) door Trinidad en vandaag gaan we (met een oldtimer, een gammel Ford uit 1954) de vallei in. Leuk om hem weer te ontmoeten; hij vindt het leuk om ook over niet-toeristische onderwerpen te praten en is net zo nieuwsgierig naar mijn leven als ik naar het zijne.
De Valle de los Ingenios is een groene vallei bij Trinidad waar suikerrietvelden en tabaksplantages te vinden zijn en waar massa’s gieren hoog in de lucht hun rondjes draaien op zoek naar een prooi.
We rijden naar Mirador de La Loma del Puerto voor het mooiste uitzicht en bezoeken twee voormalige plantages. Nu ik al ‘alles’ weet van de koffie -en tabaksproductie zijn vandaag de suiker- en de rum aan de beurt.
En niet te vergeten: de rol van de slaven in de afgelopen eeuwen. Ben net een boek aan het lezen over slaven op de suikerrietplantages en hier loop ik op de plekken waar zich die ellende daadwerkelijk heeft afgespeeld. Ik zie de restanten van de barakken waarin ze gehuisvest werden en de huizen waarin hun eigenaren woonden. Hoe de suikerrietstengels vermalen werden door een soort (door slaven aangedreven) ‘wringer’. Het suikerwater dat eruit geperst werd, werd vervolgens aan de kook gebracht waardoor een soort smurrie ontstond die opgeslagen werd in aarden kruiken. De suiker zette zich af aan de bovenkant en het restantsap werd vervolgens verwerkt tot rum .
Ik ben van plan om in Havanna een flesje rum voor mezelf te kopen als souvenir maar vandaag hou ik het hier even bij het verst geperst rietsuikersap.
Terug in de stad heb ik een vage afspraak met Udo , mijn Maastrichtse vriend die ik al maanden niet gezien heb omdat we elkaar in Maastricht steeds mislopen. Ik wist dat hij ergens in deze periode als reisleider in Cuba zou zijn en vlak voor mijn vertrek hebben we even gecheckt of we wellicht op eenzelfde tijdstip op dezelfde plek zouden zijn. Dat is nu dus, in Trinidad, en via Whatsapp en sms maken we een definitieve afspraak. Het kost nog even wat moeite, maar uiteindelijk vinden we elkaar dan toch en even later zitten we gezellig op een bankje in een park bij te kletsen en onze reiservaringen uit te wisselen. ‘t Is wat… moeten we helemaal naar Cuba om elkaar weer te ontmoeten…
Dan moet hij weer met zijn groep aan de slag en ga ik lekker in m’n eentje genieten van mijn laatste uren in Trinidad; morgen weer vroeg op voor m’n bus naar Remedios.
Za 19 nov: Trinidad-Remedios
“!Adiós, mi amor!”, zegt Conchita tegen me als ze de voordeur voor me opent en terwijl ik mijn bagage door de smalle houten deur wurm, komt oma ook nog gauw aanstrompelen om op dit vroege uur persoonlijk afscheid van me te nemen. Lieve mensen toch, die Cubanen.
Terwijl het toch een heel relaxte reis is, vliegt de tijd hier voorbij. En alhoewel er regelmatig contact met het thuisfront is, lijkt Nederland verder weg dan ooit. Dat geldt al helemáál voor m’n werk en dat is maar goed ook; als ik hier zou gaan nadenken over HAPP-protocollen (hygiëne…hoezo hygiëne?) of fysieke archieven (die zijn hier door iedereen vanaf de stoep door het raam te raadplegen) … Alles is relatief zullen we maar zeggen.
Vandaag steek ik Cuba dwars over, van de zuid- naar de noordkust, van de Pacific naar …
De bus doet er vier uur over om van Trinidad (via Cienfuegos en Santa Clara) naar Remedios te rijden, genoeg tijd om van het drukke Trinidad over te schakelen naar de rustige sfeer van het koloniale plattelandsstadje.
Ik blijf hier twee nachten in een hostel in een prachtig geconserveerd en sfeervol koloniaal pand. Als ik vraag of ik er ook vanavond kan eten wordt me verteld dat er al een plek voor me gereserveerd is. Vanavond is er nl een groot ‘Cena Paisana’ in de patio en dat schijnt een groot spektakel te worden. Val ik weer even met m’n neus in de Cubaanse boter. Daar moet ik natuurlijk bij zijn (al was het maar omdat mijn kamer grenst aan de patio en de centrale ruimte) en ik dus sowieso alles meekrijg.
Dan loop ik naar het centrale plein en zoek een hotel uit waar ik wat kan eten. Als ik mijn bestelling heb doorgegeven, komt een grote bus voorgereden en stroomt een kudde van zo’n 20 keurig geklede Amerikanen ‘mijn’ restaurant binnen waar het personeel meteen in een hogere versnelling gaat rennen en een gitarist met violiste uit het niets tevoorschijn komen om de lunch van de gasten prettiger te doen verlopen. Heb ik weer … dacht ik even rustig te kunnen eten. Het duo speelt niet onverdienstelijk maar hun repertoire is naadje pet en varieert van ‘Dust in the wind’ tot ‘Yesterday’. Nee, that’s not my cup of tea, dus zodra ik mijn pollo a la plancha op heb, vertrek ik weer het dorp in.
Het centrum is prachtig en sfeervol opgeknapt en er wordt nog steeds hard gewerkt. Het pand naast mijn hostal staat van binnen in de steigers en dat gaat prachtig worden, met een hele grote hal met koepelplafond en brede trappen.
Een blok verder is men nog niet zover, daar zien de huizen er nog erg vervallen uit.
Als ik om zeven uur weer in m’n hostal arriveer, tref ik daar het Amerikaans gezelschap van vanmiddag aan. Nondedju…voor hén is dat feestmaal dus georganiseerd… en ik moet daar bij gaan zitten…
Gelukkig is in de patio een tafeltje achteraf voor mij gereserveerd dus ik kan het spektakel van een afstand bekijken. Er is een open buffet met een varken dat geroosterd wordt (mét een appel in z’n bek!) en er is een ensemble van twee gitaristen en een zangeres met een vibrato van hier tot Havana.
Tja, het eten is best lekker, en de muziek is ook best aardig, maar als de gasten mee moeten gaan zingen en dansen, en ik ook geacht word gezellig mee te doen, maak ik gauw dat ik weg kom. Er zíjn grenzen aan mijn sociaal participatievermogen…
Zo 20 nov: Remedios
Om drie uur ‘s nachts wordt ik wakker met een enorme maagpijn die steeds erger wordt. Ik neem aan dat ik bij het buffet van die avond wat verkeerds gegeten heb en strompel naar de badkamer waar een prullenbak staat die maar als emmer moet gaan dienen.
En ja hoor, even later is de maaltijd keurig overgeheveld van mijn maag naar de prullenbak. Maar de ellende is daarmee helaas niet voorbij en de volgende uren zijn lang en pijnlijk.
Om 9 uur zal ik opgehaald worden voor een excursie, maar dat zie ik helemaal niet zitten. Ik vraag daarom aan José, de eigenaar van m’n hostal, om te regelen dat ik pas om twaalf uur opgehaald wordt, in de hoop dat het dan beter met me zal gaan. En nadat José me een kop thee gebracht heeft, kruip ik weer even onder zeil.
Om twaalf uur zit ik, slap als een dweil, klaar in de hal als een mooie blauwe Chevrolet uit ’54 voorrijdt. De bedoeling was om de hele dag op stap te gaan en via het stadje Caibarien over de pedraplén, een soort weg door het water, langs diverse eilandjes , mangrovebossen en strandjes van de Sabana-archipel te rijden.
Dat van die stranden schrap ik meteen en ik spreek met de chauffeur af dat we alleen maar wat gaan sightseeing, tot iets anders ben ik niet in staat.
En daar gaan we dan, op weg naar de pedraplénik. Ik hou voor de zekerheid een plastic zak in m’n hand voor het geval dat ik het niet droog houd; wil zijn mooie Chevy natuurlijk niet besmeuren met de buffetrestanten van gisteren.
Maar het gaat goed allemaal, en achteraf ben ik toch blij dat ik dit gedaan heb. Blijf de rest van de dag wel gewoon in m’n bed liggen, want morgen volgt een rit van vier uur naar Havana en dan wil ik wel fit(ter) zijn.
Ma 21 nov: Remedios – Havana
Dacht ik hier even ongemerkt m’n verjaardag te kunnen vieren, komt José mijn ontbijt aanbieden mét een gebakje met daarop een brandend kaarsje. Heeft die stiekemerd m’n paspoort nauwkeurig bestudeerd. Een dergelijk gebakje at ik zaterdagavond al, waarna ik doodziek werd, dus dat laat ik even voor wat het is. Maar het is een lief gebaar
Ik voel me gelukkig alweer stukken beter en dat is maar goed ook want we hebben een lange rit voor de boeg. Alsof ik de afgelopen dag nog niet genoeg in bed gelegen heb, dommel ik in de auto ook nog regelmatig in. Maar uiteindelijk zien we dan toch de skyline van Havana in de verte verschijnen.
En dan wordt het al snel weer drukker totdat we in het centrum zijn en we midden in de gebruikelijke chaos zitten. Desondanks kan ik de taxi probleemloos naar mijn casa leiden waar ik hartelijk met zoenen ontvangen wordt door Martha.
M’n kamer is nog niet gereed maar dat is geen probleem. Ik laat m’n bagage achter onder de trap en loop meteen het centrum in om pas laat in de avond weer terug te keren.
Ik heb vandaag nog een missie te volbrengen, wil m’n spullen die niet mee terug gaan naar Maastricht hier achterlaten. De afgelopen dagen weken heb ik mij al regelmatig ontdaan van spullen die ik meegenomen had om hier achter te laten voor mensen die het volgens mij nodig hebben. Ben voor m’n vertrek bij de Action langs gegaan om pennen, zeep en shampoo te kopen en heb die zo hier en daar stiekumgewijs achtergelaten op vensterbanken en kastjes die door het open raam bereikbaar waren. Dat valt nog niet mee want er zijn altijd en overal mensen op straat en ik wil niet dat iemand ziet wat ik doe, dat vind ik veel te gênant. Al met al een druppel op een gloeiende plaat natuurlijk, maar toch…
Het voelt goed om weer terug in Havana te zijn, het is toch een beetje thuiskomen na de rondtrip van de afgelopen weken. Met de muziek van Carlos Varela in m’n oortjes zit ik lang op de muur van de Malecón, de laatste muur van de koude oorlog die in 2014 geslecht werd en van waaruit talloze bootvluchtelingen hun leven waagden op weg naar een beter leven in Miami of nog verder weg.
Tot laat in de avond ben ik onderweg; ik zal de zwoele avonden hier missen.
Wat ik verder heb gedaan? Gelopen, geluncht, gelopen, geïnternet, gelopen, terrasje, gelopen, gedineerd, gelopen, de laatste muggenbeten in ontvangst genomen, gelopen, gelopen, etc. Maakt niet uit waar je hier loopt, er is altijd wat te zien en te beleven.
Morgen terug naar Maastricht; ik had nog wel wat langer willen blijven…