En route … Frankrijk, 17 juni 2016
Op weg naar een schrijfworkshop in Zuid Frankrijk besluit ik om voor de afwisseling de snelweg te verlaten en een stukje binnendoor te rijden.
Na enige tijd arriveer ik een klein dorpje waar ik een tankstation met vier pompen ontdek. Er staan al twee auto’s en hun eigenaars, twee mannen van middelbare leeftijd, hangen tegen een motorkap aan wat te keuvelen. Ze schijnen geen haast te hebben en maken geen aanstalten om te gaan tanken. Of wellicht hebben ze dat al gedaan en zijn ze uitgebreid afscheid aan het nemen.
Ik stop bij de derde pomp en kijk zoekend om me heen of ik wellicht personeel kan ontdekken. Maar het kantoortje even verderop is leeg en behalve de twee mannen zie ik niemand.
Als ik m’n tankdop losgedraaid heb, pak ik het tankpistool en voel hoe de benzine in de tank stroomt. Dat duurt helaas niet lang want al snel hoor ik een klik en dan stokt de benzinetoevoer. Op het display zie ik dat de teller stil is blijven staan op 7 liter. Ik probeer nog een paar keer om de pomp weer aan de gang te krijgen, maar helaas zonder succes.
Dan pas zie ik het kleine, oud vrouwtje dat kromgebogen en met een ontstemde blik naar mij toe komt lopen. Ze draagt een verwassen, gebloemde schort die z’n beste tijd heeft gehad en datzelfde geldt zo te zien voor deze dame op leeftijd; ik schat dat ze ergens begin de tachtig is. Het grauwe, gerimpelde gezicht wordt omlijst door wit-gele slierten haar en aan een van die slierten bungelt een roze haarspeld waarvan de functie mij enigszins ontgaat.
Terwijl ze langs de mannen loopt, mompelt ze iets tegen hen en de kerels knikken begripsvol. Als de vrouw voor me staat, richt ze haar gekromde lijf op en met een scherpe stem bijt zij mij iets onverstaanbaars toe.
Ik word afgeleid door de bijna tandeloze mond waarin een zwarte hoektand gedurende de voorbije decennia dapper stand heeft gehouden en omdat mijn Frans niet geweldig is, begrijp ik haar niet. Als ik haar vraag om nog eens te herhalen wat ze eerder zei zucht ze en met een krakende stem noemt ze het bedrag dat ik moet betalen.
Ik wil echter graag een volle tank hebben en dat probeer ik haar in mijn beste schoolfrans duidelijk te maken. Helaas, de oude vrouw is duidelijk geïrriteerd en geeft geen duimbreed toe.
Ik begrijp inmiddels dat dit geen zelfbedieningstankstation is en dat ik had moeten wachten tot ik geholpen werd, óók toen het bedienend personeel er even niet was. Bovendien hadden de mannen uiteraard voorrang. Nee, dat komt niet meer goed.
In mijn best Frans maak ik mijn excuses maar het vrouwtje kent geen genade. Ze heeft de pomp stop gezet en ik krijg geen druppel benzine meer van haar.
Dan geef ik het op en overhandig de vrouw een biljet van twintig euro. Ze zucht wederom diep en loopt kromgebogen naar het shabby kantoortje waar ze uit een sigarenkistje het wisselgeld haalt dat ze traag uittelt op het versleten formica tafeltje.
Als ik even later met mijn auto het tankstation verlaat, staat de vrouw weer bij de mannen. In m’n achteruitkijkspiegel zie ik dat zij mij hoofdschuddend nakijken.
Musée Zadkine Les Arques, 23 juni 2016
Het is stil achter de toegangsdeur van het museum en het duurt even voordat de beheerder verschijnt om mij een toegangskaartje te verkopen. Op de een of andere manier raadt hij dat ik uit Nederland kom en geeft mij een Nederlandse toelichting op de tentoongestelde werken mee.
Ik heb het museum helemaal voor mij alleen vanmiddag en dat is wel zo prettig. Langzaam slenter ik langs de werken, waarvan sommige mij bekend voorkomen. Ik zit een tijdje op een keukenstoel de achtergrondinformatie te lezen en kijk in een filmzaaltje naar een documentaire waarin Zadkine vertelt over z’n werk en rustig door het dorp, waarin hij zo lang woonde, slentert.
Aan ondertiteling doen ze hier niet, dus m’n fantasie moet de teksten die ik niet begrijp zelf invullen. Geen probleem; de trage zwart-wit beelden van het dorp en de gerimpelde kop van Zadkine maken alles goed.
In de kelder blijf ik lang staan bij het drie meter hoge, uit een oude plaatselijke boom gesneden, beeld ‘Homo sapiens’ en ook het ontwerp voor zijn monument voor het gebombardeerde Rotterdam maakt veel indruk.
Maar het beste bewaar ik voor het laatst.
Als ik de houten deur van de kerk tegenover het museum achter me sluit en aan de duisternis en stilte gewend ben, wordt mijn blik vanzelf getrokken door de verlichte corridor die via een trap leidt naar een nis waarin de pietá van Zadkine in al zijn eenvoud staat. Het beeld maakt een verpletterende indruk op me. Zelden zoiets moois gezien.
Ik ben alleen in de kerk, dus heb alle gelegenheid om in stilte te genieten. Op de voorste kerkbank blijf ik nog lang zitten; de koelte van de kerk, de stilte van de hoge ruimte om me heen, de rust van het beeld voor me. Soms is niet meer nodig.
Schatkamer Salviac, 23 juni 2016
Het is heet, erg heet vandaag en op weg naar m’n geparkeerde auto kan ik de verleiding van de openstaande kerkdeur, die toegang geeft tot de koelste plek van het dorp, niet weerstaan. Het is een kerk zoals zoveel in deze streek. Met houten banken, een onsamenhangende verzameling lithurgische kunstwerken, een tentoonstelling over een of andere heilige en wat vergeelde posters over voorbije gebeurtenissen. Ik loop langzaam een rondje langs de muren en voorbij het altaar dat beschenen wordt door het licht dat door de gebrandschilderde ramen naar binnen schijnt.
Als ik de buitendeur weer openduw klinkt opeens een voorzichtig maar dringend ‘Madam?!’, dat ergens achter een Madonna vandaan lijkt te komen. Ik loop aarzelend terug richting altaar en uit een zijbeuk verschijnt een in het zwart geklede vrouw van een jaar of zeventig. Haar dunne, vlassige haar lijkt te zijn bewerkt met een restje henna van haar kleindochter en piekt alle kanten uit.
Ik loop aarzelend naar haar toe en op mijn ‘Pardon?’ geleidt ze mij met een uitnodigend gebaar naar een houten deur in de hoek waarachter zich volgens haar ‘le Trésor’ bevindt.
Nou heb ik het niet zo op uitstallingen van katholieke rijkdommen, maar ik wil de vrouw niet tegen het hoofd stoten en doe alsof ik blij verrast ben. Dat enthousiasme moet ik vervolgens zien vast houden, want de vrouw blijft nieuwsgierig bij de ingang staan kijken hoe ik langs de glazen vitrines loop. Daarin bevinden zich de gebruikelijk parafernalia waarin ik – cultuurbarbaar – matig geïnteresseerd ben. De mooie, zwarte armaturen van de subtiele halogeenverlichting in de vitrines vind ik daarentegen érg mooi,
De laatste vitrine staat vol met verzilverde en vergulde misbekers, maar eerlijk gezegd lijkt het geheel meer op de prijzenkast van de plaatselijke kegelvereniging. M’n gastvrouw staat ondertussen nog steeds in de deuropening te glunderen, blij met alle aandacht die haar schatten krijgen. Als ik de schatkamer verlaat bedank ik haar vriendelijk en met een glimlach van oor tot oor begeleidt ze me naar buiten, waar de hitte mij opwacht.
REACTIE:
Mooie site, Carla.
Mooie verhalen !