Andorra, 8 mei 2016
Met m’n neus tegen het kleine vliegtuigraampje, en met m’n iPad op schoot, probeer ik diep beneden mij het riviertje te volgen dat zijn weg zoekt door het beboste landschap.
Ik ben met Anouk & Andrée op de terugvlucht van een trip naar Barcelona. De dames slapen in de stoelen links van mij (what’s new?), maar ik ben klaarwakker.
Het is gelukkig onbewolkt en in de verte zie ik de besneeuwde toppen van de Pyreneeën. Volgens de navigatie-app op m’n iPad bevinden we ons zo’n dikke negenhonderd kilometer boven het drielandenpunt Spanje/Andorra/Frankrijk.
Het blijft bijzonder dat ik zo ‘life’ beneden mij kan zien wat op m’n iPad-scherm wordt weergegeven. Voor een kaartlezer als ik is dat altijd weer genieten.
Dan zie ik opeens een meer liggen – ergens boven de boomgrens – en ik kijk op de kaart of ik de vorm van dat meer kan ontdekken. En ja hoor, op de kaart zie ik dezelfde vorm in het blauw. Maar ik zie méér: bij die blauwe vlek staat op de kaart ‘Orris du Carla’ vermeld, en even verder ‘Le Carla d’en Haut’. Dát is sterk …
Nou wil het toeval dat ik voor medio juni een schrijfworkshop in de Dordogne gepland heb, en aansluitend was ik van plan nog een week in de Spaanse Pyreneeën gaan wandelen. Maar ter plekke pas ik mijn planning aan; ik ga in juni naar de Franse Pyreneeën, naar ‘Le Carla d’en Haut’!
(twee dagen later)
Maastricht, 10 mei 2016
Het valt niet mee om een onderkomen te vinden in de buurt van ‘mijn’ meer. Het ligt boven de boomgrens in de middle of nowhere en het dichtbijzijnste dorpje is Auzat, in een dal zo’n 15 kilometer stroomafwaarts. Maar daar vind ik dan wel, na het nodige zoekwerk op het internet, een mooie chambre d’hôte in een statig huis. Ik reserveer de kamer met het mooie balkon dat uitzicht biedt op het dorp en de bergen.
(anderhalve maand later)
Auzat, 25 juni
Vanuit de Dordogne rij ik in 3,5 uur naar de Pyreneeën waar ik in Tarascon-sur-Ariège aan de langzame klim richting Auzat begin. Na de hitte van de Dordogne is de lagere temperatuur hier erg welkom, al hoop ik dat de bewolking nog zal optrekken. Met de zon erbij zijn de dagen altijd nét even mooier 😉
M’n TomTom leidt me probleemloos naar m’n onderkomen voor de komende drie dagen, waar ik m’n spullen neerzet om daarna meteen weer in m’n auto te stappen, op zoek naar ‘les Orris du Carla’.
Naarmate de weg stijgt wordt deze steeds smaller en de afstand tot de wolken kleiner. En dan rij ik opeens ín de wolken, moeten de ruitenwisser flink aan het werk en rij ik over het stuur gebogen met m’n neus tegen de voorruit omdat het zicht minimaal is. De mist lijkt tegen m’n voorruit te plakken, maar ik geef niet op. Langzaam vooruit is ook vooruit, nietwaar?
Maar dan stopt de regen en wordt het zicht wat beter. Komt goed uit, want de weg wordt opeens gebarricadeerd door een hekwerk waarachter een karrenspoor verder gaat. Einde van de rit.
Als ik uit m’n auto stap zie ik zo’n 20 meter van de weg af wat koeien grazen. Een gammel houten brugje leidt over een gletsjerriviertje naar een steile berghelling. Dat moet het pad zijn waarlangs ik naar boven had willen lopen. Dat zit er vandaag, gezien de mist, niet in maar ik loop toch al een stukje die kant op omdat ik wil uitproberen hoe mijn rechterknie (met problematisch meniscus) zich houdt.
Eer ik dat echter kan uitproberen komt opeens een grote koe met een noodgang mijn richting op gerend. Ik kijk nog eens goed of het misschien niet toch een stier is, maar nee, het is en blijft een koe. Desalniettemin ren ik zekerheidshalve snel terug over de brug. De koe twijfelt nog even, maar stapt dan ook op de brug en loopt die voorzichtig over. Dan pas zie ik het kalfje dat aan mijn kant van de brug staat te grazen en snap ik waarom die koe zo’n haast had. Enfin, toch nog even gauw een fotootje gemaakt en daarna terug in de auto gestapt. Genoeg avontuur voor vandaag. Bovendien moet ik ook nog heelhuids door de mist beneden zien te komen…
Auzat, 26 juni
Een nieuwe dag met nieuwe kansen. Opnieuw een poging dus om op de ‘Haut du Carla’ een wandeling te maken. Vanuit het dal gaan helaas ook vandaag weer de toppen schuil onder een wolkendek en de besneeuwde ‘Montcalm’ (3.077m) is vanaf mijn balkon niet te zien. Maar ik gok erop dat die wolken de komende uren óf oplossen óf zo dun zijn dat het boven de boomgrens toch gewoon zonnig is.
De autorit omhoog gaat sneller dan gisteren, maar het is dan ook minder mistig en het blijft zowaar droog. Uiteindelijk parkeer ik m’n auto weer op dezelfde plek en loop een stukje over het karrespoor achter het hekwerk.
Daar zie meteen de eerste ‘Orri’. Ik heb m’n huiswerk gedaan, dus weet dat het hier een oude schuilplaats betreft van herders die vroeger gedurende de zomermaanden hierboven met hun schapen rondtrokken. De onderkomens zijn niet meer dan wat op elkaar gestapelde stenen en de bouwsels gaan moeiteloos op in de omgeving.
In het dorp heb ik mij gisteren laten uitleggen waarom deze plek ‘Les Orris du Carla’ heet en de vlakte stroomopwaarts ‘Le Haut du Carla’. ‘Carla’ blijkt het dialectwoord te zijn voor ‘champ’ (veld/akker), dus ik neem aan dat de herders hier vroeger akkertjes hebben aangelegd. Daar is nu overigens niets meer van te zien.
Ik besluit om een stukje te klimmen om uit te proberen hoe mijn rechterknie zich houdt. Dat is niet best. Om Freek de Jonge maar eens te citeren: “Ik wil wel, maar m’n knieën knikken van nee”. Als ik even stil blijf staan – twijfelend of ik al dan niet naar m’n knieën moet luisteren – zie ik even verderop een man met een houten stok (type : Heidi’s opa) staan. Hij komt naar mij toe als hij ziet dat ik hem gespot heb. We raken in gesprek, voor zover dat mogelijk is met mijn gebrekkig Frans en zijn bijzonder dialect (lijkt een beetje op het Catelaans, we zitten hier vlak bij de grens met Spanje). Hij vertelt dat hij net van boven komt en dat het niet raadzaam is om daar nu naar toe te gaan. Het is niet alleen te mistig, maar het water van het riviertje dat daar overgestoken moet worden is veel te hoog als gevolg van de barre weersomstandigheden van de laatste dagen. Nou, dat maakt de beslissing weer een stuk makkelijker; ik blijf deze dagen gewoon op ‘Le Haut du Carla’ en ga geen moeilijke toeren uithalen.
Ik wil eigenlijk via het karrenspoor omhoog richting de Spaanse grens lopen, maar besluit die wandeling tot morgen te bewaren, in de hoop dat het dan gewoon goed weer is, zoals ik dat besteld heb.
Aan de oever van het riviertje zoek ik een relatief droog plekje waar ik verder lees in een van mijn vakantieboeken (Bruce Chatwin) en alvast een deel van mijn lunchpakket verorber. En als na een hele tijd de nevel weer mijn kant op komt, hou ik het voor gezien en rij ik terug naar het dal waar de zon wél schijnt…
Auzat, 27 juni
Als ik ’s ochtend m’n ogen open doe zie ik dat de bergketen nog steeds in grijze mist gehuld is. Reden genoeg om mij weer om te draaien en een tweede slaapsessie te starten.
Maar na een uurtje sta ik dan toch op, ontbijt beneden en ga daarna met m’n boek op het balkon zitten, in afwachting van wat komen gaat.
En zowaar, na een half uurtje trekt de hemel open en verschijnt de witte top van de Montcalm voor het eerst in al zijn pracht. Hij bestaat dus toch!
Ik smeer mij gauw in met anti-zonnebrand, trek m’n bergschoenen aan, pak m’n gereedstaande rugzak en rij voor de derde keer naar le Haut du Carla. Daar ben ik niet de enige, want als ik bij het eindpunt arriveer, staan aan de andere kant van het hek weer de koeien met kalfjes te grazen. Ik laat veiligheidshalve het karrenspoor voor wat het is en klauter een eind verderop van rots naar rots om, na een weide boog om de kudde gemaakt te hebben, uiteindelijk weer op het rechte spoor (…) terecht te komen en eindelijk te starten met de geplande wandeling.
En dat is genieten! Ik voel de zon onbarmhartig door mijn kleren heen branden, maar door de koele bries en de vochtigheid die uit het groen om mij heen omhoog stijgt, is het goed vol te houden. Mijn knieën doen braaf mee en ook mijn conditie is oké. Vier uur lang volg ik het stijgende pad langs het riviertje met af en toe een korte pauze om wat te drinken, te lezen of zo maar wat te niksen. Bij een watervalletje vind ik de ideale plek voor een siesta; m’n talent om overal in slaap te vallen laat me ook hier niet in de steek 😉
De besneeuwde top die de grens vormt tussen Frankrijk en Spanje komt steeds dichterbij en boven de toppen van de bergketen circelen de hele dag grote vogels – vale gieren neem ik aan – die gebruik maken van de thermiek en de prachtigste kapriolen uithalen. Ik kijk ernaar en geniet.
Verder valt er, qua fauna, niet zoveel te zien. Behalve de gieren en runderen zie ik een kudde paarden, wat kikkers in het natte gras en een dikke, zwarte naaktslak op m’n pad. That’s about it. Geen schapen dus, laat staan beren. Nee, dat was in de Dordogne wel anders. Daar zag ik, behalve runderen en loslopende honden (%&$^#*@!), regelmatig reeën in het wild.
Op de terugweg heb ik de zon in m’n rug en zie ik hoe diezelfde zon de waterdruppels op het gras doet schitteren. Prachtig! Toen ik anderhalve maand geleden dit landschap van negen kilometer hoogte bekeek, had ik geen idee dat het hier zo mooi zou zijn.
In de strakblauwe lucht zie ik regelmatig witte strepen van vliegtuigen die noordwaarts vliegen. Zij volgen blijkbaar dezelfde route die ik begin mei nam en ik vraag me af of daarboven nu ook mensen met hun iPad op schoot naar beneden zitten te gluren …