2017 Schotland

Vr 16 juni: Maastricht-Glasgow

Links rijden is tot daar aan toe, dat deed ik 25 jaar geleden al.
Maar toen reed ik in mijn eigen auto. Nu zit ik in de rechterstoel van m’n huurautootje met alle benodigde attributen aan de ‘verkeerde’ kant. Regelmatig stoot ik mijn rechterhand aan het portier naast me, op zoek naar de versnellingspook die aan mijn linkerkant zit. Of kijk ik bij het achteruit rijden over m’n rechterschouder tegen de zijkant van m’n auto aan. In de achteruitkijkspiegel zie ik ook al niets. Of komt dat omdat ik door de autoruit naar rechts kijk in plaats van in de spiegel die links van me hangt?
De pedalen zitten gelukkig wel op de vertrouwde plek, dat dan weer wel. Alhoewel, eigenlijk maakt dat het rijden alleen maar lastig; wees dan consequent en plaats alles andersom! Kortom: ik blijk erg vastgeroest te zijn in mijn gewoontes en ben zeer teleurgesteld in de flexibiliteit van m’n hersens. Kan nog leuk worden de komende weken hier in Schotland.

Omdat ik een korte nacht achter de rug heb, ben ik van plan om bij aankomst in mijn AirB&B in Glasgow even een siësta te houden. Maar dat kan ik wel vergeten want stuiterend van de adrenaline arriveerde ik na de enerverende autorit van het vliegveld naar Glasgow-centrum bij m’n landlord voor de komende dagen.
Brain heel gastvrij en easy going, heeft een zware zware nacht achter de rug en gaat na mijn aankomst meteen zijn kater uitslapen. Da’s lekker rustig.

Als ik uitgepakt heb, stap ik weer in mijn auto omdat ik die (gratis) buiten het centrum, aan de andere kant van de rivier Clyde, wil parkeren.
Het autorijden gaat nog moeizaam. Ik ben vooral bang voor de fietsers die ik inhaal; omdat ik mijn best doen om links te rijden vergeet ik nogal eens dat m’n auto pas anderhalve meter links van mij ophoudt en ik wil natuurlijk geen fietsers bij het inhalen wegmaaien. Gelukkig heeft tot nu toe alleen een stoeprand een oplawaaier gekregen. Afkloppen!

Dan loop ik terug het centrum in want ben toe aan een (late) lunch. Uiteindelijk kom ik terecht in een hippe tent waar ik een geheel verantwoorde falafelburger neem met een minder verantwoorde pul bier uit de lokale brouwerij ‘Drygate’.
Leermoment: in het vervolg half-a-pint nemen, anders krijg ik een emmer voorgezet. En aangezien ik zoveel mogelijk biersoorten wil uitproberen…

De rest van de dag verken ik centrum. Het voetgangersgebied is absoluut oninteressant en lijkt (te) veel op dat van andere steden. En met het Bob Marley repertoire van de straatartiest komt ik ook niet echt in een Schotse stemming. Maar om het winkelcentrum heen staan wel mooie gebouwen uit betere tijden, al het is duidelijk te zien dat de stad uit een diep dal aan het klauteren is. Er staan de nodige monumenten in de steigers maar er zijn ook nog veel bouwvallen die hopelijk nog op tijd aan de beurt zijn voor een make-over.

In een dumpshop met een hoog mottenballengehalte kom ik in gesprek met de eigenaresse. Dat wil zeggen… ze begint in een volslagen onverstaanbaar dialect uit te leggen waar de spullen die ze verkoopt vandaan komen. Althans, dat is mijn interpretatie, ik kan er echt geen touw aan vastknopen. Zij blijkbaar ook niet aan mijn Engels, want als ik haar uitleg dat ik niet van hier ben en alleen Engels spreek, ratelt ze gewoon gezellig door. Ik knik en hum maar wat mee totdat ik met goed fatsoen weer naar buiten kan lopen. Ze roept mij vriendelijk nog van alles na en eindigt de conversatie met “Bye love!” Kijk, dát versta ik dan weer wel…

Nadat ik wat geld uit de flappentap van de bank of Scotland heb gehaald, koop ik in een audiowinkel een kabeltje ter optimalisering van de muziekinstallatie in m’n auto (er gaat niets boven de eigen playlists op m’n iPhone) en loop dan terug richting Merchant Square om vroeg naar bed te gaan.


Za 17 juni: Glasgow

Lekker geslapen vannacht en helemaal klaar voor een nieuwe dag.
Ik loop naar Glasgow Green (een groot park aan de Clyde) waar ik een dagticket voor de hop-on-bussen koop. Dat wil ik gebruiken om een beeld van de stad te krijgen en zo de langste afstanden te overbruggen. Met de eerste bus rij ik via wat toeristische highlights naar de andere kant van de stad waar ik op een zonnig terras in de botanische tuin ontbijt. Na een bezoek aan een boekenmarkt loop ik door mooie buitenwijken met statige herenhuizen op steile hellingen via de universiteit weer terug naar het centrum.

Het museum of modern art zit in een mooi gebouw maar de collectie valt tegen, dus ik sta weer gauw buiten. De bus brengt me naar de grote kathedraal in het oosten met de daarbij horende grote begraafplaats Necropolis die op een heuvel ligt. Mooi om te zien hoe de grafstenen en beeldhouwwerken hoog tegen de lucht afsteken. En vanaf de heuvel heb ik een prachtig uitzicht op de stad, de torens en de schoorstenen.

Ik loop verder bergafwaarts en passeer bij toeval (jaja…) de brouwerij van het ‘Drygate’-bier dat ik gisteren dronk. Er is een dakterras tussen de bedrijfsgebouwen ingericht om hun producten te proeven en die kans laat ik niet aan mij voorbijgaan. En half uurtje zon en een half pint later loop ik verder bergafwaarts, op zoek naar de oudste pub ‘Scottia’ van Glasgow waar, als het goed is, life-muziek is.

Als ik er arriveer zitten er alleen wat Cornationstreet-types aan de shabby tafeltjes en in afwachting van wat komen gaat ga ik met een pilsje (‘Carling’, van het vat, leuke naam!) buiten op het stoepterrasje zitten.
Wanneer er dan toch muziek door de openstaande deur naar buiten komt, loop ik weer naar binnen om mij onder het volk te begeven. Uit een donkere hoek achter de bar klinkt heftige reggaemuziek (wat ís dat toch hier in Glasgow met die reggae?). Een paar knullen, waaronder de zanger wiens rastakapsel tot aan z’n knieën reikt, doen hun uiterste best om zo cool mogelijk over te komen maar vergeten daarbij dat het om de muziek gaat. Al met al not my cup of tea, dus ik heb het gauw gezien en gehoord.

Geen probleem, de stad is groot genoeg.
Er zijn veel kroegen waar veel wordt gedronken; met name bier en dan in van die grote pintglazen. En alhoewel het erg gezellig is allemaal, is toch wel te merken dat het geen echt welvarende stad is; over het algemeen zijn de mensen hier slecht gekleed en vaak te dik (en te bloot). Maar wel heel vriendelijk tegen vreemdelingen als ondergetekende.

Ik beland uiteindelijk aan de noordkant van het centrum (ik loop wat af hier), bij de ‘The Pot Still’  een echte Schotse pub met 700 verschillende whisky’s. Wat jammer nou dat ik niet van whiskey hou…
Maar gelukkig hebben ze ook bier en ik bestel er meteen een lokale specialiteit bij, een kleine pie met een soort draadjesvlees erin. Héél erg lekker!

Het is een lekkere warme zaterdagavond en het uitgaansleven komt op gang terwijl de daklozen hun slaapplek inrichten in de winkelportieken. Op weg naar huis pik ik nog een terrasje en stap een café in waar een accordeonist Schotse (neem ik aan) volksmuziek speelt. Al gauw gaan de beentjes van de vloer van mensen van alle leeftijden die blijkbaar speciaal op deze zaterdagavond hier naar toe gekomen zijn om te dansen. Overal is muziek hier, zowel op straat als in de kroegen. Maar ik ben moe na een lange dag lopen in de zon met de nodige biertjes tussendoor. Vroeg naar bed dus.


Zo 18 juni: Glasgow-Oban

Als ik de rivier Clyde oversteek om mijn auto op te halen, blijkt een deel van de stad met rood-witte linten afgezet te zijn ivm een run. Dat betekent dat ik weer dwars door het centrum moet rijden om op de oostelijke uitvalsweg te komen en dat ik dus meteen weer voor de leeuwen gegooid wordt wat links-rijden-in-een-Engelse-auto betreft. Het zij zo; ik ga in de concentratie-modus en weet zonder brokken het platteland te bereiken.

Allereerst rij ik naar het grote meer ‘Loch Balloch’ waar ik, onderweg naar mijn nieuwe pleisterplaats, een paar uur wil gaan fietsen.
Aan de oever van het meer huur ik een mountainbike en fiets dan naar een aangemeerde stoomboot waar ik op het dek een verlaat ontbijt bestel.

Op advies van de verhuurder neem ik daarna niet de officiële, vlakke en toeristische fietsroute langs de westoever, maar fiets ik off-road langs de oostkant naar Balhama waar ik de ferry terug naar Balloch wil pakken.
Strak plan, en met behulp van mijn GPS cross ik door bossen, langs beekjes, over hoogvlaktes, door gehuchtjes, etc. Het is een prima fiets die goed overweg kan met modder en keien. Mijn benen doen de rest en nemen probleemloos de steile hellingen.
Maar het is hard werken en deze trip maakt de in de Maastrichtse sportschool gemiste training ruimschoots goed.

In Balmaha blijkt dat er helemaal geen ferry naar Balloch gaat. Dat staat weliswaar op de actuele kaart vermeld maar dat was vooruitlopen op toekomstige ontwikkelingen…
Tja, dat betekent dat ik alsnog 27 km terug moet op de fiets. Ik heb geen zin om dezelfde weg terug te fietsen en besluit een andere ferry te nemen, naar het dorpje Luss op de westelijke oever.

De aardige bootsman tilt mijn fiets op het tak van de boot en in een half uur steken we het meer over. We varen langs allerlei kleine eilandjes en een kolonie visarenden die ik dankzij de verrekijker van de bootsman goed kan bekijken. Indrukwekkend!

Nadat ik mijn fiets weer in Balloch ingeleverd heb, rij ik door naar Oban in het westen.

Aan het eind van een kustweg buiten het dorp stap ik uit bij de cottage van Jennifer, mijn host voor de komende dagen. Ze heeft de zolderkamer voor me in orde gemaakt met aan de voorkant uitzicht op het water en het eiland Karrera en aan de achterkant op een groene heuvelhelling.
Jennifer is geboren in Zuid Afrika en heeft als dochter van een BP-engineer over hele wereld gewoond. In de 70-er jaren is ze in Schotland blijven hangen vanwege de ‘leegheid’ en ze is blij dat het land, dankzij het slecht weer en de midgets, leeg blijft.
Ikzelf heb tot nu toe nog geen last gehad van de midgets, en ook niet van Jennifer’s huisdieren Shade (grote herder) en Fergus (kat).

Midden in het huisje staat een houten trap die al begint te kraken als je er naar kijkt en als ik via de trap naar mijn kamer loop, kraakt het hele huis gezellig mee. Jennifer laat me weten dat dat kabaal geen probleem is voor haar, want ze is nogal doof. Kijk, daar héb je nou eens wat aan, een dove hospita
Al met al is het een gezellig houtje-touwtje-stijl cottage met lage deurposten waardoor ik aanvankelijk regelmatig mijn hoofd stoot. Maar… in een piepklein kamertje naast de trap ontwaar ik zowaar een nieuwerwetse iMac op een gammel bureautje. Dat dan weer wel.

Aan het uitzicht op het westen heb ik vandaag niets. Het is grijs, dus even geen mooie zonsondergang. Wel een gezellige discosfeer op m’n kamer waar het licht regelmatig uitvalt.

 

 


Ma 19 juni: Oban

Als ik beneden kom, heeft Jennifer een lekker bordje warme pap voor me gemaakt en ik eet dat, braaf als ik ben, helemaal leeg. De rest van de dag zeul ik die pap als een baksteen in mijn maag mee. Straks toch maar even subtiel hinten dat ik morgenvroeg liever een eitje heb…

Oban is dan wel de officieuze hoofdstad van de West Highlands en ‘toegangspoort tot de eilanden’, feitelijk is het een dorpje van niks.
Maar… mijn Maastrichtse buurtwinkel heeft hier ook een dependance en bij die Lidl koop ik een paar flessen van mijn eigen slobberwijn. Ik kan voorlopig weer even voorruit.
Nadat ik nog wat andere boodschappen gedaan heb, rij ik verder naar Ganavan beach in het Noorden waar ik een kustwandeling maak richting de ruïnes van Dunollie Castle.

Het blijft weliswaar droog maar dat geldt niet voor mijn voeten. Omdat ik zoals gewoonlijk weer van de (voor zover aanwezige) paden afwijk, sop ik regelmatig door het zompige veen omdat ik zonodig een top wil beklimmen. Mijn conditie is gelukkig goed en dankzij de zachte ondergrond doen mijn gewrichten probleemloos mee. Als ik na een paar uur later weer terug bij het strand kom, koop ik bij het cateringstalletje een beker koffie en blijf nog even wat lezen op het strand.

Dan rij ik naar een heuvel aan de rand van Oban waar lang geleden een plaatselijk bobo een soort nep-colosseum heeft laten bouwen. Slaat verder nergens op maar het is wel een mooie uitzichtsplek.

in de middag kom ik terug bij Jennifers’s cottage waar ik lang op het – inmiddels zonnige – terras ga schrijven, lezen en nietsdoen. In de verte zie ik de kleine ferrybootje heen en weer rijden tussen onze kust en de aanlegplaats van Kerrera, het eiland waar ik op uit kijk en waar ik morgen wil gaan wandelen.

Als de wind gaat liggen en het warm
er wordt, trek ik m’n gympen aan (m’n bergschoenen staan nog te drogen van de zompige wandeling van vanochtend) en loop langs de kust naar het zuiden. Daar kom ik uiteindelijk uit bij een hele kleine camping waar ik een ijsje koop waarna ik op m’n elfendertigste weer terug naar m’n terrasje slenter. Het is een heerlijke, zwoele avond en ik heb alle tijd want het wordt hier pas om half twaalf donker. Genieten!


Di 20 juni: Kerrera

Ik ontbijt met uitzicht op de in het zonlicht badende baai en ga daarna op weg naar de ferry die mij naar het aan de overkant van het water liggende eiland Kerrera brengt.

Er steken nog een stuk of tien andere wandelaar over met mijn ferry die allemaal de officiële westelijke rondwandeling (met halverwege een uitspanning voor refrechments) starten. Ik heb geen zin om met die colonne mee te lopen, dus loop de andere kant op waar het modderige pad al gauw doodloopt in een wei met schapen. Gelukkig mag je hier overal vrij rondlopen, als je maar niets stukmaakt en de hekken achter je sluit, en daar maak ik goed gebruik van.

M’n bergschoenen zijn nog nat van gisteren en krijgen ook vandaag niet de kans om op te drogen. Ondanks het zonnige weer is en blijft de ondergrond nat. En zo loop ik drie uur zonder een mens tegen te komen heuvel op, heuvel af, over hekwerken heen en onder bedradingen door. Door uitgestrekte velden met varens en weilanden waar ik m’n uiterste best moet doen om m’n enkels niet te breken op de hoge pollen.

Af en toe pauzeer ik, languit in het gras en genietend van de warme zon. M’n natte broek zorgt voor verkoeling.

In mijn linkeroor leest Stephen Fry zijn autobiografie voor en ik schiet regelmatig in de lach om zijn droge Britse humor. Is maar goed dat niemand mij hier ziet of hoort.

Regelmatig kan ik niet verder omdat ik dan boven een steile rotswand blijk te staan, of bij een te drassige plek, of bij stekelige struiken, etc. Geen probleem, ik heb geen haast en hoef nergens naar toe.

Halverwege de ochtend krijg ik een appje van mijn directeur Patrick die ik gevraagd heb mij op m’n privé-adres te informeren over een belangrijke beslissing waar ik me vorige week erg druk over gemaakt heb. In eerste instantie weet ik even niet welke Patrick het is en waar het ook alweer over gaat… Mondriaan is de afgelopen dagen volledig uit m’n gedachten geweest. Afschakelen heet dat geloof ik 😉

Als ik weer in de buurt van de aanlegsteiger kom heb ik nog drie uur voordat de laatste overtocht van de dag gemaakt zal worden. Ik neem het risico, en start alsnog met de officiële rondwandeling naar het westen. Een mooie trip met zowaar nog tijd voor een vruchtensapje en stukje carrotcake in de hut.

De laatste ferry haal ik met gemak en ik zit de rest van de avond op m’n terras. Was eigenlijk van plan om in het dorp te gaan eten maar heb daar bij nader inzien geen zin in en neem genoegen met m’n noodrantsoen; een beker instantnoedels, instantkoffie en een fles wijn. Mij kan niets gebeuren!


Wo 21-za 24 juni: Isle of Mull

Met de ferry maak ik de oversteek naar Mull en zie vanaf het bovendek het eiland Kerrera – dat onder een dreigend wolkendek schuil gaat – aan mij voorbij glijden. Zie dan ook de route die ik gisteren zo ongeveer afgelegd moet hebben… quite a distance I must say…😉

Halverwege passeren we een groepje zeehonden dat in het water ronddobbert en als we aan de overkant zijn rij ik langs de noordkust door naar de ‘hoofdstad’ Tobermory (700 inwoners) . De vrolijk gekleurde huizen rondom het haventje doen hun best, maar het geheel gaat schuil onder donkere, grijze wolken die het centrum toch een wat naargeestige sfeer geven.
Ik doe wat boodschappen in de plaatselijke super en gereedschapswinkel en trek me dan terug in de Mishnish, dé pub van dit dorp, waar ik lunch en daarna nog een hele tijd blijf zitten lezen en te schrijven.

Dan steek ik het eiland over naar Ballygown aan de zuidkust. Het is niet eens een gehucht maar wat losse huizen die verspreid langs de kustweg gebouwd zijn. Eén van die huizen is door Lucy opgeknapt en voorzien van een waanzinnig mooie tuin met ‘nursery’. Lucy is een verzamelaarster en in haar huis struikel je dan ook over frutselwerkjes, speelgoedpaarden, -koeien, -kippen, -bootjes, etc. Ter verwelkoming krijg ik thee aangeboden in de sittingroom die volgeplempt is met (te) grote stoelen, kussens, zilverwerk, servies, etc. Niet helemaal mijn stijl 😉

Na een korte siësta vertrek ik naar het enige restaurantje hier in de buurt. Het bestaat sinds vier jaar en wordt gerund door een familie die in een bijbouw een keuken en eetkamer (4 bij elkaar geraapte tafels waar aan in totaal zo’n 20 mensen kunnen aanschuiven) hebben ingericht. Ze hebben geen drankvergunning, dus iedereen neemt z’n eigen fles(sen) mee. Hier eet ik drie avonden tot mijn grote genoegen. Maak kennis met Mary (70-jarige vrouw die all over de world op andermans huizen past), een (net op tijd) gepensioneerde bankier uit de VS en John & Allison uit Edinburgh die ook in mijn cottage logeren. Het zijn interessante mensen die veel te vertellen hebben en we hebben de grootste lol samen als we het hebben over de katholieke kerk, gezondheidszorg, Brexit, haggis, walvissen, spionage, hypotheken, you name it. De laatste avond eindigt in de keuken waar op dat moment hét Schotse gerecht ‘haggis’ gemaakt wordt, een prut van schapenhart, -long en -lever, vermalen met dierlijk vet, ui, havermout, peper, zout, kruiden en bouillon die vervolgens in een soort worst wordt gestopt. Ziet er smerig uit, maar ik heb het deze reis al een paar keer met veel smaak gegeten.

Op dag 2 rij ik naar het noordelijk gelegen Calgary beach; een leeg, wit zandstrand in een baai waar ik onderlangs een rotswand een wandeling hoog langs kust maak. Tussen de varens en schapen loop ik richting zee tot ik niet meer verder kan. Op de terugweg begint het te miezeren. Time for lunch!
In een oude, donkere pub in Dervaig bestel ik haddock (schelvis) en blijf daar nog lang hangen. Er is wifi, lekker bier, aardig personeel; helemaal goed.

Terug naar huis, over de hoogvlakte, steken plotseling een stuk of zeven herten vlak voor mij de weg over. Gelukkig rij ik niet hard en het lukt mij om tijdig te stoppen, m’n raam te openen en een foto te maken. Prachtige dieren!

De laatste dag staat een boottocht naar het eiland Staffa (met zwarte basaltgrotten en bizarre pilaarformaties) op het programma. Maar helaas, de zee is te wild en het feest gaat niet door. Sh*t…ik had me hier zó op verheugd!
Het is weliswaar (min of meer droog) maar ook mistig en het eiland aan de overkant van het water is niet te zien.
Een alternatieve beklimming van de hoogste top Ben More is daarmee ook helaas van de baan, want te gevaarlijk.

Het weer is is toch wel een ding hier. Meestentijds is het grijs en je moet maar afwachten of het droog blijft; de weerberichten zijn absoluut niet te vertrouwen. Gelukkig zijn het (tot nu toe) korte buien – en meestal niet meer dan wat miezerregen – en is het gewoon zaak om naar buiten te gaan zodra het kan. Vind het wel jammer dat het zo weinig zonnig is, dan ziet de wereld er toch altijd nét iets mooier uit.

Gelukkig heb ik mij huurautootje en het is absoluut geen straf om hier – met mooie muziek op mijn autoaudio – zomaar wat rond te toeren over de landweggetjes en door de prachtigste landschappen. Zo af en toe stap ik uit bij een van de vele meren en maak daar een wandeling. Mij hoor je niet klagen!

Halverwege de dag beland ik wederom in de Mishnish in Tobermory waarna ik naar de zuid-oostpunt rij. Een afstand van niks, maar omdat het allemaal smalle, kronkelige landweggetjes zijn – en ik bij tegenliggers steeds de berm in moet – schiet het niet erg op. Geen probleem, ik heb geen haast.


Za 24 – ma 26 juni: Mallaig & Glenfinnan

In Fishnish neem ik de ferry naar het vaste land en rij meteen door richting Mallaig, mijn standplaats voor de komende dagen.

Het is een zeer relaxte rit over smalle landweggetjes. Het landschap doet me wel wat aan Ierland denken (niet zo raar, dat ligt aan de overkant van de plas) maar door zijn leegheid en uitgestrektheid ook soms aan Patagonië.

Halverwege de rit sla ik af bij Morar waar ik een heel end langs de oever van het meer rij tot ik niet verder kan.

Het huis van Esther ligt op een heuvel met uitzicht op zee. Onderlangs loopt de West Highland Line, de spoorlijn waarover regelmatig een stoomtrein (voor toeristen) rijdt. De trein zie ik zelf overigens niet, maar ik hoor wel het kabaal dat het ding produceert en zie de stoomwolken vanuit mijn raam omhoog komen.

Na een korte siësta verken ik het dorp dat rondom een vissershaventje gesitueerd is. Eerlijk gezegd ben ik niet erg gecharmeerd van de dorpjes hier. Ze zijn vooral gericht op toeristen en de sfeer is navenant. En als je – zoals ik – niet van shoppen houdt, ben je er al gauw uitgekeken. Nadat ik wat boodschappen heb gedaan in de Coöp rij ik aan de andere kant van de baai zo hoog mogelijk de heuvel op en maak daar een korte wandeling.

Dan stap ik weer in mijn autootje en rij langs een prachtige kustweg naar het zuiden, en weer terug. Het waait behoorlijk en de wolken boven de zee leveren een mooi schouwspel op. Helaas krijg ik die met m’n iPhone niet mooi op de plaat; er zit geen diepte in die kiekjes en het ziet er allemaal grauwer en dreigender uit dan de werkelijkheid.

Voor de volgende dag heb ik een boottrip naar Loch Nevis geboekt maar, helaas, ook deze tocht gaat niet door ivm de woeste zee. Nee, het zit me deze reis niet mee met m’n geplande boottochtjes…. ;-(

Dan maar plan-B: een tweede wandeling ten noorden van het dorp en aan het eind van de dag (overdag is het er veel te druk) naar Glenfinnan, een dal landinwaarts dat doorsneden wordt door een prachtig oud viaduct. Voor de kenners: het is het viaduct waar Harry Potter’s trein overheen reed in de film.

Als ik ter plekke arriveer, zijn de toeristen al verdwenen en heb ik het dal voor me alleen. Ik loop in twee uur onder het viaduct door, beklim een helling, passeer het oude stationnetje, daal weer af naar het Loch Shiel en ben nét op tijd terug voordat een stevige onweer losbarst. Lucky me!

In de regen rij ik terug naar Mallaig maar binnen de kortste keren stopt het onweer en verschijnt de zon net op tijd voor de avondvoorstelling. Reden voor mij om een alternatieve route langs de kust terug te nemen en te genieten van de prachtige zonsondergang.

 


Ma 26 – do 29 juni: Skye

Al vroeg neem ik de ferry naar Armadale op het Isle of Skye en eenmaal aan land rij ik meteen door naar de Cuillin Hills, een rotsig gebergte met donkere (m.n. basalt) pieken, waar ik een lange wandeling maak.

Dan vervolg ik mijn reis naar Portree waar ik wel even moet zoeken naar m’n AirBnb voor de komende dagen. Ik heb een kamer gereserveerd bij Tanya en die blijkt in een piepklein rijtjeshuis in een volksbuurt aan de rand van het centrum te wonen. Ook mijn kamer is heel klein maar het feit dat ik op loopafstand van het centrum zit maakt veel goed.

Alhoewel ook dit dorp leeft van toeristen, heeft het wat meer sfeer. Ik eet in een gezellige pub en zit daarna nog een tijdje aan het water naar de vissers te kijken die hun boten in orde aan het maken zijn voor ze weer uitvaren.

De volgende ochtend maakt Tanya een uitgebreid ontbijt voor me klaar: eggs, bacon, black pudding (=poetes), toast en zelfgemaakte jam. Een goed begin van weer een nieuwe dag.

Voor de komende dagen is regen voorspeld. Dat is vervelend want ik heb drie wandelingen gepland. Ik besluit ondanks die nattigheid toch maar gewoon aan de eerste wandeling te beginnen en dan maar af te wachten wat het weer doet, of het lopen verantwoord is en hoe lang ik het leuk vind.

Vandaag eerst maar eens naar de ‘Fairy Glen’, een afgelegen plek in de heuvels met vreemd gevormde heuvels en een prachtige begroeiing waaraan loslopende schapen zich tegoed doen.
Ik heb geluk want het is even droog tussen twee buien door. Tijd genoeg om op m’n gemak een uurtje rond te lopen en net op tijd terug te zijn bij m’n auto.

In de regen rij ik door naar ‘The Quiraing’, een spectaculaire landschap dat ontstaan is bij een landverschuiving en nog steeds af en toe schuift; de weg aan de basis bij Flodigarry moet nog ieder jaar worden hersteld.
Halverwege de klim eet ik een bakje couscous en probeer wat foto’s te maken van de prachtige wolkenpartijen. Jammer dat ik die niet goed kan fotograferen met m’n iPhone; de diepte kan ik er niet mee vangen. Ik zal het moeten doen met wat gewone vakantiekiekjes.

Terug in Portree hangt er een strak blauwe hemel boven Skye en ik besluit om, na in een restaurantje aan het marktplein wat gegeten te hebben, vanavond ook nog een derde klim te maken want het is nog maar de vraag of dat morgen gaat lukken.

‘The Old Man of Storr’ is dé wandelroute van Skye en dus altijd loeidruk. Maar…ik heb geen haast, het is lang licht hier (tot pakweg 23.30 uur) en ik besluit daarom om pas om 8 uur te starten. En inderdaad, de parkeerplaats onderaan de berg is nagenoeg leeg en op m’n gemak begin ik aan de klim.

Vanaf de weg loopt het pad recht op de steile rotswand van Storr af en vervolgens gaat het omhoog, en nog meer omhoog. Eenmaal boven heb ik een prachtig uitzicht over de omgeving en de zonsondergang die langzaam opstart. Prachtig!

Het nadeel van zo’n klimpartij is dat je ook weer naar beneden moet en dan beginnen toch steeds weer mijn knieën op te spelen. Ik ben ook gewoon te oud voor dit soort klimpartijen 😉  Morgen maar wat rustiger aan doen…

Op m’n laatste dag op Skye ben ik al door mijn geplande wandelingen heen, dus ik besluit er een toerdagje van te maken.

Eerst maar een helemaal naar de westkust, naar Neist Point Lighthouse, waar ik een hele tijd op een heuvel zomaar wat zit te niksen (daar wordt ik steeds beter in).

Skye heeft, onder invloed van de golfstroom en harde wind, een uniek landschap. Zelfs voor Schotse begrippen. Zo heeft het eiland bergen in het zuiden en kale maar heuvelachtige vlaktes in het noorden.

Via de noordelijke kustweg beland ik op het terras van een fancy hotel aan de kust van Flodigarry waar ik lunch en daarna nog lang blijf hangen om te genieten van het mooie uitzicht en wat te lezen en te schrijven.

Tanya heeft voor ’s avonds een populair restaurant voor mij gereserveerd.
Als ik het dorp inloop, hoor ik de doedelzakmuziek al van ver dichterbij komen. De afgelopen dagen hoorde ik die vaker in het dorp maar had er geen aandacht aan geschonken. Ik vind het eerlijk gezegd nogal saaie en snerpende muziek. Maar nu ontkom ik er niet aan.

Op het marktplein staan drie groepen muzikanten: een groep oude knakkers met doelzakken, een wat jongere groep en een groep trommelaars. Zowel mannen/jongens als vrouwen/meisjes, allen met een kilt aan. Vóórop de kilt hangt een bijpassend tasje, de ‘sporran’, maar bij de trommelaars hangt dat tasje achter op hun billen. Neem aan dat dat teveel in de knel zou komen tussen trommel en klokkenspel…

Het patroon van de kilts is bij elke groep anders maar in de muziek zit helaas minder variatie. Steeds dezelfde grond-/bastoon en dan een simpel melodietjes dat tot in het oneindige herhaald wordt.

Ik heb het alweer gauw gezien en observeer het gebeuren verder vanachter mijn restauranttafeltje aan het raam. Mijn lobster smaakt er, ondanks de snerpende muziek buiten, niet minder om.


Do 29 juni- zo 2 juli Glencoe

Ondanks de barre weersvoorspelling voor vandaag blijft het gedurende mijn drie uur durende autotocht naar Glen Coe redelijk droog.

De Schotse landkaarten zijn bezaaid met Glens (valleien), Bens (bergen) en Lochs (meren) en Glen Coe heeft het allemaal: een prachtige vallei, omringd door vulkanische bergen met steile wanden en grenzend aan het Loch Leven.

Ik neem mijn intrek in het nabij gelegen gehucht Ballachulish, in een groot, statig en sfeervol landhuis met uitzicht op Loch Hinnhe.

De laatste wandeling van deze reis gaat naar de ‘Lost Valley’ en slingert langs het riviertje Coe. Het is een stevige, beetje linke, klim over glibberige rotsen waarbij soms dicht langs een afgrond geklommen wordt en hindernissen met behulp van kabels genomen moeten worden.

Monty Python’s ‘Holy graal’ werd hier gefilmd en er is niet veel fantasie voor nodig om je voor te stellen dat de ‘Bridge of death’ hier boven een kloof heeft gehangen.
Die brug is er helaas niet als ik het riviertje moet oversteken om mijn klim aan de andere kant van de stroom te vervolgen maar gelukkig liggen genoeg keien in het water om met (enigszins) droge voeten aan de overkant te komen.

Op het eindpunt van de klim kom ik bij een prachtige vallei waar in vroegere tijd clans hun vee verstopten voor de vijanden. De bergtoppen gaan helaas verscholen in de wolken en als mijn lunchtrommeltje leeg is, stap ik weer op om aan de afdaling te beginnen.

De laatste dag in Glencoe is grijs en druilerig. Ik ben wat lui en besluit zomaar wat rond te gaan toeren  en de omgeving ten noorden van Glencoe te verkennen. Ik stap uit bij mooie plekken,  bij een kasteel, hotel of pub voor een kop koffie, lunch of biertje en als het even droog is, wandel ik wat in de omgeving.

’s Avonds maak ik mijn laatste wandeling langs de oever van Loch Leven en wordt, eer ik het in de gaten heb, helemaal lekgeprikt door de muggen.
Van midges heb ik deze reis gelukkig helemaal geen last gehad. Waarschijnlijk omdat er teveel wind stond. Of ik ben niet appetijtelijk genoeg, dat kan ook natuurlijk 😉