Zoll

In de zestiger jaren van de vorige eeuw groeide ik op in de grensstreek met Duitsland. Daar waar het Limburgse dialect vloeiend over ging in dat van Aken, waar we Duitse tv keken en ‘onze’ Heintje “Ich bau dir ein Schloss” zong.

Mam werd veertig jaar eerder in Duitsland geboren en nadat opa in de Limburgse mijnen was gaan werken liet hij zijn gezin in de twintiger jaren overkomen om een nieuw bestaan op te bouwen.
De oorlog gooide echter roet in het eten want als Duitsers zaten zij in een spagaat. Alhoewel zij al lang de keuze hadden gemaakt om in Nederland te blijven, en niet om een oorlog gevraagd hadden, werden ze door de bezetters gedwongen om hun bijdrage te leveren aan de Endsieg van hun voormalige vaderland en werden  opa en mijn oom opgeroepen om met de Duitsers mee te vechten. En dat betekende weer dat beide mannen onderdoken, verraden werden, vluchtten, opgespoord werden en alsnog naar het front moesten. Opa belandde uiteindelijk in Rusland en mijn oom in Italië. Maar gelukkig kwamen beide mannen na de oorlog weer heelhuids thuis en twintig jaar later resteerden voor mij de spannende verhalen die mam wist te vertellen over hun leven in die donkere jaren.

In de tachtiger jaren reed ik regelmatig met mam de grens over om in Duitsland inkopen te doen in een goedkope supermarkt.

Op een zomerse dag reden we met een volgeladen auto terug en haalde mam weer herinneringen op; hoe zij in de oorlog regelmatig levensmiddelen de grens over smokkelde.
Dat smokkelen ging altijd goed en dat was waarschijnlijk de reden dat ze heel ontspannen naast me in de bijrijdersstoel zat met onder haar stoel een tiental flessen rum. Deze waren bestemd voor haarzelf en voor enkele buurvrouwen die de rum nodig hadden voor het bereiden van Rumtopf, een drank met ingemaakte vruchten die erg populair was in die tijd.

Ik wist dat we ieder maar één fles bij ons mochten hebben en kreeg het dan ook steeds benauwder naarmate we de grens met de douanepost naderden. Mam had daar geen last van en ging helemaal op in de verhalen die uit haar herinneringen omhoog borrelden.

Het was niet de eerste keer dat ik die verhalen hoorde en mijn gedachten dwaalden af zodat ik niet in de gaten had dat we al bij de grensovergang waren aangekomen.
Pas toen een forse, geuniformeerde man uit het glazen wachthuisje stapte, en voor m’n auto streng met zijn hand het stopteken gaf, schrok ik wakker uit mijn overpeinzingen en ging volop op de rem staan. Vlak voor de douanier kwamen we met piepende remmen tot stilstand. De flessen onder mam’s stoel rolden hierdoor met een hels kabaal over de autovloer naar voren en het geluid dat uit het geopende autoraam richting douanier opsteeg liet weinig te raden over.

De douanier stak zijn hoofd met pet door het raam en vroeg met een eindelijk-gebeurt-er-wat-vandaag-gezicht “Haben Sie vielleicht etwas zu verzollen?”